Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendAntwoort der Roomscher borgerij, aen David Beck, op sijn clinckdicht.Ga naar voetnoot*Ick weet wel, goede vrient, dat Romen is 'tbordeel
Daer lichaem ende siel geduerichlijck hoereren,
Het lijf volgt blindeling sijn beestelijck begeren,
De siel wort haren beul den Antichrist te deel.
5[regelnummer]
Sy is van ketterij een hooch gebouw't casteel,Ga naar voetnoot5
Een schole van die cloeck sijn leugenen te leeren,Ga naar voetnoot6
Een by-slaep schaemteloos van ons verdwaelde Heeren,Ga naar voetnoot7
Het graf van alle deucht, van boosheyt een tooneel.
Van s' Keysers recht en macht becruypster en ontjaechster,Ga naar voetnoot9
| |
[pagina 153]
| |
10[regelnummer]
Van Gods genaed' en gonst vercoopster en uytdraechster,Ga naar voetnoot10
Een poel daer alle stanck en vuylicheyt wt vliett.
Cort-om, wat wildy meer? s'is t'hooft der deuge-nieten,
En mach daerom met recht het Hooft der werelt hieten,Ga naar voetnoot13
Want huydensdaechs en dooch de gantsche werelt niet.Ga naar voetnoot14
|
|