Over-Ysselsche sangen en dichten

[p. 123]

Opweckinge
Aende Bataviers tot den tocht met sijn Conincklijcke Majesteyt van Bohemen.^*

De stammen die haer self tot woninge toeleyden
Aen dees sy de Jordaen de groene claver-weyden²

Eerst togen vrolijck met haer broederen te veld'

En hebben die in haer besittinge gestelt:^1-44

Fris op, ghy Bataviers, indien ghy wilt behouwen
Int lustich Nederlant de grasige landouwen⁶

Ontwindet de banier, treckt moedich over Rijn

En voeret in sijn lant den vromen Palatijn,⁸

Versekert dat ghy niet moocht rusten hier beneden
Soo lang' als den Maraen die hoochte sal betreden.¹⁰

* Opweckinge: na Gustaaf Adolfs overwinningen trok Frederik V van de Paltz (zie over hem de aanteekening bij ‘Voor den Coninck van Bohemen’ op pag. 69) in 1632 naar Duitschland om zich bij dezen aan te sluiten, in de hoop met zijn hulp de door de Spanjaarden bezette Paltz te heroveren.

2 aen dees sy: aan de Oostzijde van.

1-4 cf. Jozua 1:12-18.

4 besittinge: 't hun toegewezen grondgebied.

6 lustich: schoone.

8 vromen: dapperen.

10 Maraen: (scheldnaam voor) Spanjaard; die hoochte: de Paltz (zinspeling op den naam van de residentie: Heidel-berg).