Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 68]
| |
Op des Princen eerste Leger.Ga naar voetnoot*Hoewel in 's Princen heyr veel wonders is vernomenGa naar voetnoot1
Niet fraeyers evenwel is yemant voorgecomenGa naar voetnoot2
Als onsen Prince selfs, met sijnen oorlogs-raet
Cloecksinnich in beleyt en moedich in de daet
5[regelnummer]
Die yder in sijn ampt gedienstich hen vertogenGa naar voetnoot5
En volgen blijdelijck den opslach zijner ogen.
Niet anders dan de son, als aenden hoochsten graetGa naar voetnoot7
Des Hemels sijn gespan in volle sprongen gaetGa naar voetnoot8
De sterren voor hem heen, de sterren achterlopen,
10[regelnummer]
Recht, schuyns, nu hier, nu daer, met groot' en cleyne hopen,
Den lichten Phosphorus maeckt hem de bane claer,Ga naar voetnoot11
Mercurius hem volgt den wijsen redenaer,Ga naar voetnoot12
En Mars, die met het sweert poocht eere te behalen,
Die hy doch altemael doet leven met zijn stralen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Soo toont hem aen sijn volck het eel Nassousche bloet
Wiens licht het Nederlant naest Godt verlichten moet.
|
|