Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendOpt houwelijck van Sr. Dierick Heyinck ende I. Clara Borgers.Ga naar voetnoot*Int midden vant gesucht der moedelose cranckenGa naar voetnoot1
Die na den adem-tocht en lavenisse jancken
Heet' ghy my Heyinck neef te maken een gedicht
Vant hylick tusschen u en onse nieuwe nicht.
5[regelnummer]
Wat doedy? t'is soo veel als of ghy my becoordeGa naar voetnoot5
Te lopen moe en mat op een gespannen coorde.
Doch moetet immers sijn, soo nemet in gedultGa naar voetnoot7
Dees weynich regelen, daer ghy niet lesen sult
Van Hymen die men seyt dat hy de herten binde,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
(Want in mijn Almanack dien sanct ick niet en vinde)
Maer van ons lieve-Heer een veersken vijf of ses.
Hoor toe gesegent paer, het is een corte les:
Het houwelijcksche bedd' en wettelijcke trouwe
Maeckt van een reyne bruyt een deuchdelijcke vrouwe.
15[regelnummer]
T'is goet, maer lijckewel de maegdelijcke blomGa naar voetnoot15
Verwelcket, end'en comt oock nimmer wederom.
Veel anders gatet in het hemelsche te wercke
Met Christo Godes Soon en zijn vercoren kercke:
| |
[pagina 54]
| |
Hy vintse geschoffiert, haer eerbaerheyt ontjaecht,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En maecktse door zijn trou een onbevleckte maecht
Die alle maechden gaet in suyverheyt te boven.
Dit sal u waerde bruyt en bruygom doen geloven
Of dit u houwelijck is soet en wenschelijck,Ga naar voetnoot23
Dat het al evenwel is aertsch en menschelijck,
25[regelnummer]
En moet u herten tot het eeuwige bereyden
Daer ghy vergaren sult om nimmermeer te scheyden.
|
|