Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendOp het overlijden van Claude Bernart, organist, tot Deventer.Ga naar voetnoot*Het orgel is een beelt vant leven hier beneden.
Veel pijpen staender in verdeylt in haer geleden,
Een yeder heeft sijn plaets, een yder sijn geschrey:Ga naar voetnoot3
Soo is den staet, en praet der menschen velerley.
5[regelnummer]
Ghy hoort de lichtste pijp het alderhoochste blasen,
Oock die het minste weet wil 'taldermeeste rasen.
Nu siet eens het pedael, men tretet metten voet,
En geeft nochtans den dreun daert al op steunen moet:Ga naar voetnoot8
Wat worter menich hier met voeten oock getreden
10[regelnummer]
Die deftich is in const en loffelijck van seden!Ga naar voetnoot10
| |
[pagina 40]
| |
Het orgel hout hem stil, alst niet wort opgeweckt
Van die de pijpen stelt en de registers treckt:Ga naar voetnoot12
Oock sou hem het gemeen voorseker wel bedaren
Wanneerder hier en daer geen pijpen-stellers waren.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Als 'torgel accordeert dan ist een suyver werck,
Noch beter is de vree int lant en in de kerck.
Tot psalmen en gebee'n wort 'torgel recht gebruycket:
O salich welcker keel des Heeren roem ontluycket!Ga naar voetnoot18
Maer ah! het orgel speelt onwetende sijn liet,
20[regelnummer]
En menich singt en danckt, en 'thert en voeltet niet.
Hoort vrienden, 'tis maer wint, een wint die weynich blijvet
Die ons by t'leven hout, en die het orgel drijvet:
Dout eens een pijpken toe, ten slaet niet meer geluyt:Ga naar voetnoot23
Stopt ons de adem-pijp, het leven isser uyt.
25[regelnummer]
Dit dachty (mogelijck) ô Claudi, als de peste
Met een venijnde flits u haestich gaf de reste;Ga naar voetnoot26
Voor ons wel droefelijck, die uwen soeten sanck
Heeft deuchdelijck verheucht soo vele jaren lanck,
Maer wenschelijck voor u, die eeuwichlijck hier boven
30[regelnummer]
Met een veel schoner stem sult uwen Heylant loven.
|
|