Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendLijck-clachte, op t'overlijden van M.H. Frederick vanden Sande momboor van Gelderlant, raets-heere, &c.Bestaende wt woorden van een syllabe.Ga naar voetnoot*Mijn hert my clopt en trilt my als een rijs,Ga naar voetnoot1
Mijn oor my clinckt, mijn bloet wort cout als ys,
Neemt ons de doot soo rasch soo lief een pant!
Ah! neemt zy ons dien Gods vrient van den Sand'!
5[regelnummer]
Dat hooft soo cloeck, dat oor soo scherp en snel,
Die tong' so soet, dat ooch dat sach so wel,
Die hant so trou, die borst so vol van eer,
Ah! leyt het tsaem, ah! leyt het tsaem ter neer?
Slaet op u borst ghy choor van dry mael dry,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Treckt aen den rou ghy maecht die aen u zy
Draecht t'sweert van recht, de schael van mijn en dijn,Ga naar voetnoot10-11
Hy leyt int graf die u plach lief te zijn.
En ghy ô Kerck die God wiesch met sijn bloet
Hoe is u, ah! hoe is u nu te moed'?
15[regelnummer]
Hy leyt, dien helt, hy leyt ws hoofts een croon,Ga naar voetnoot15
Claecht (sijt ghys vroet) de schae van sulck een Soon.Ga naar voetnoot16
Wat is den mensch, zijn loop, sijn hoop, sijn jacht?Ga naar voetnoot17
Het is een bloem die voor een wijl men acht
Die voor den dach luyckt op, breyt wt sijn schoot
20[regelnummer]
En met den nacht valt af, wert naect en bloot.Ga naar voetnoot18-20
Het is een wint die flox waeyt heen en weer,Ga naar voetnoot21
Het is een droom die eens comt en niet meer,
| |
[pagina 39]
| |
Het is een spoel die door het web men schiet,Ga naar voetnoot23
Het is een snuck en daer na is het niet.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer neen! de siel die God so diend' en eerd'
En valt niet meer als t'vleysch in stof en eerd'
Sy kiest den pat naer huys, en vaert om hooch
Te sien na wensch haer God van ooch tot ooch.
Dien God in wien het al tsaem leeft en sweeft,
30[regelnummer]
Dien Soon voor wien de hel noch schrickt en beeft,
Dien Geest wiens licht maeckt licht bey dach en nacht,
Een God in drien, een sin, een wil, een macht.
Oock sal een mael dit vat van trou en deuchtGa naar voetnoot33
Gaen wt den stanck int rijck vol glants en vreucht.
35[regelnummer]
Nu sy dit schrift een tuyg' aen minst en meest
Van t'geen hier leyt: merckt op al die het leest:
Hier rust het lijck in Vree-rijck van den Sand'Ga naar voetnoot37
En wacht de uer dat God het met sijn hant
Weck wt den slaep. sijn naem vliecht wijt en sijt,
40[regelnummer]
De siel schept lust die van geen tijt en slijt.Ga naar voetnoot40
|
|