Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendHemel-vaert van Prins Mauritz van Orangien.Ga naar voetnoot*Als Maurits grote Geest vant lichaem afgescheydenGa naar voetnoot1
Nu vryelijck begost zijn wiecken wt te breyden,
Vernemende 'tgewoel, het clagelijck gerucht
Het deunende geschrey, 'thert-cloppende gesuchtGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van zijn verlaten volck en herderlose schapen,
Verhief hem inde locht, den adem wat te rapen.Ga naar voetnoot6
En, latende voort lest zijn ogen ommegaen,
Sach minnelijck den creyts der Nederlanden aenGa naar voetnoot8
Nu twee-mael, door zijn hant, gewonnen voor de Staten.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Hy sach int ruyme velt sijn reysige soldatenGa naar voetnoot10
En fraye ruytery int blinckende geweyr;Ga naar voetnoot11
Sijn Broeder overhooft van een soo schonen heyr.Ga naar voetnoot12
Hy sach op Helicon, aent hoochste der rivieren,Ga naar voetnoot13
Sijn name inde schors van al de lauwerieren;
15[regelnummer]
En Pegasi fonteyn, die snellijck lopen deeGa naar voetnoot15
Sijn ongemeten roem in d'een en d'ander zee.Ga naar voetnoot16
Hy sach de moortsche Nijt op Caucaso gehangenGa naar voetnoot17
Gegeesselt en geknaecht, van hare eygen slangen.Ga naar voetnoot17-18
| |
[pagina 36]
| |
Hy sach, met volle vreucht, van Godes hoge wet
20[regelnummer]
Int lustige Brasyl den stapel al geset.Ga naar voetnoot20
En sijne Ammiraels met cloeck-gemande vloten
Na 'tgoudene Peru vast vieren hare schoten,Ga naar voetnoot22
In hope dat door haer het rijcke Panama
Noch eerder (wil het God) sal wancken als Breda.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dus hebbende den helt sijn vlickerende ogen
Geweydet inder yl, is hoger aen gevlogenGa naar voetnoot26
En coos onwanckelbaer den goddelijcken patGa naar voetnoot27
Die reysende van hier, sijn Vader inne-trat.Ga naar voetnoot28
Alwaer als met de vlucht hem sagen hene-varenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
De boden van het licht de posten vande jarenGa naar voetnoot30
Heeft yeder een van haer opt wackerste gepastGa naar voetnoot31
Met eeren te ontfaen soo treffelijcken gast,
Den Schutter, wenschende soo weerden pack te dragen,Ga naar voetnoot33
Hem stelde sijn rondas te maken tot een wagen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Sijn pijlen wierpen haer self cruys-wijs over een
Om als vier raderen te rollen met hem heen.
Sijn booch den disselboom, de pese was den teugel,
Twee swanen vlogen toe, die onder elcke vleugel
De pluymkens togen wt, en maeckten daer van ree
40[regelnummer]
Voor een soo goede vracht een mackelijcke stee.Ga naar voetnoot40
Sy vateden den toom, bereydet haer te swenckenGa naar voetnoot41
Waer Maurits met het ooch of vinger soude wencken.
Erigone vercreech dit wonder int gesicht,Ga naar voetnoot43
| |
[pagina 37]
| |
En pijnde haer Balans te hangen int gewicht
45[regelnummer]
Op dat hy die u schael, Astraea, had gedragenGa naar voetnoot45
Sijn voeten stellen mocht in hare beyde wagen,Ga naar voetnoot46
Den vreeselijcken Leeuw sijn claeuwen inne-toochGa naar voetnoot47
En voor hem, toewaerts aen, sijn ruygen necke booch.Ga naar voetnoot48
Den grommelenden Beyr begost voor hem te knielen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Het Beyrken tot den dienst stont op zijn achter-hielen.Ga naar voetnoot50
Arcturus met sijn jacht en snellen ProcyonGa naar voetnoot51
Sich spoede nae hem toe het beste dat hy con.
De crone in het suyt vol lichte diamantenGa naar voetnoot53
Socht, ruylende van plaets, haer op sijn hooft te planten.
55[regelnummer]
De glinsterende Croes met haer lazure grontGa naar voetnoot55
Socht, voor de grootste eer, te roeren zijnen mont.
Maer Maurits, sijne woonst al pogende te naken,Ga naar voetnoot57
Heeft schiedelijck gehoort een bulderen en craken:Ga naar voetnoot58
De herren vant gewelf des hemels sprongen losGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
En lieten varen af een vlammende caros,Ga naar voetnoot60
Alwaer den eelen Prins is vrolijck opgesprongen.Ga naar voetnoot61
Een vliegende geswerm sijn wielen ane-drongen,Ga naar voetnoot62
En hebben hem met sanck en juychen ingebracht
Ter plaetsen die alleen Gods beste vrienden wacht.
65[regelnummer]
De Fame, die dit sach, becranste haer trompette,
En, eerse haren mont noch eens daar voren sette,
Riep wt bescheydelijck, soo dat vant coude NoortGa naar voetnoot67
Tot in de Suyder-straet haer stemme wiert gehoort:Ga naar voetnoot68
| |
[pagina 38]
| |
‘Wanneer verwelcket is den hogen moet van Spangien
70[regelnummer]
Noch bloeyen sal den lof van Maurits van Orangien.
|
|