Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendEeuwich leven.Nu wil ick den Vorst des werelts eens belachen, eens braveren,
Nu my God tot hoochster eeren
Heeft gebracht, en hem met schanden en met smerten liggen doet
Bevend' onder mijnen voet.
5[regelnummer]
Siet, u macht is u ontwendet, o verderver, al u lagenGa naar voetnoot5
Al u heyrcracht is geslagen.
Voor u is niet meer te vangen: hier en is het Eden nietGa naar voetnoot7
Daer ghy my wel-eer verriet,
Noch de leugen, noch de slange, noch de vrucht van God verboden
10[regelnummer]
Om my andermael te doden.Ga naar voetnoot7-10
Hier en hoor ick niet meer: aerde sijt ghy, vande aerd' genomen
En moet weer tot aerde comen,Ga naar voetnoot11-12
Maer: al sydy stof en assche t'eeuwich leven suldy erven
Vry van sterven en verderven.
| |
[pagina 264]
| |
15[regelnummer]
T'heugt my wel dat ghy eens seydet; overtredet het gebot
Want ghy worden sult als God.Ga naar voetnoot15-16
T'is gevallen, ô bedrieger, so ghy spraeckt en niet en meynde
Door Gods goetheyt sonder eynde:
Wt het paradijs gedreven ben ick doemael, maer hoe schoon
20[regelnummer]
Is den hemel daer ick woon!
|
|