Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendT'selve.Een beelt voor d'eerste reys wel suyverlijck gegoten
Wortet door ongeval gekneuset en gestoten
Dat het den meester vint wanschapen ofte crom
Hy werptet inde vorm en gietet wederom.
5[regelnummer]
Dan ist het selve werck ten tweeden-mael vol-endet
Doch sonder breuck of bult, maer gaav' en ongeschendet:
Dus gatet met den mensch: God hadde hem vereeltGa naar voetnoot7
Soo hoge dat hy droech sijn heylich even-beelt,
Dat heeft hy met een val geplettert en verdorven.
10[regelnummer]
Gods Sone hielp hem wel: doch, als daer is gestorven
| |
[pagina 261]
| |
En het gebroken vat geeygenet het grafGa naar voetnoot11
So sterft hy eerst te recht al sijne fouten af,
En sal opt nieu hermaeckt aent eynde aller dagen
Gods beelde sonder vleck, gebreck, of rimpel dragen.
|
|