Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendGevanckenis.Ga naar voetnoot*O die om Christi wil in hechtenis getogen
Moet liggen in gewelt van ketenen gebogen,
Gelijck u wort gedeelt van uwer vrienden hant
Het geen u nodich is tot lijves onderstant,
5[regelnummer]
Ontfangt oock wat van my waer door ghy moget voelen
U sielen inde smert een weynichsken vercoelen.
K'en ben (het is also) niet weerdich dese eer
Van u te troosten, die tot trooster hebt den Heer,
Maer t'beurt een campioen wel midden in het vechten
10[regelnummer]
Dat hy wort aengehert van sijne minste knechten.Ga naar voetnoot10
Voor al, beminde, dan, sijt niet te seer bevreest,
Op dat ghy niet bedroeft des Alderhoochsten Geest.
Die met u is gegaen tot binnen inden kerker
En daer is in het goed' u jonstich medewercker.Ga naar voetnoot14
| |
[pagina 255]
| |
15[regelnummer]
T'is wel des duyvels slot, alwaer men sijn gesind'Ga naar voetnoot15
En dienaers int gemeen met grote hopen vind'
Maer denckt, ghy sijt gestelt, ô goddelijcke sielen
Om hem tot in sijn huys te volgen op de hielen
Dewijle dat ghy hem daer buyten, niet alleenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Bevochten, maer alree met voeten hebt getreen.
De sorge deses tijts doet verre van u ogen
Die ghy tot hierentoe hebt achterna getogen,Ga naar voetnoot22
De deure die u den stockwachter over-gafGa naar voetnoot23
Die scheyde u met een van al de werelt af.
25[regelnummer]
Becommert u dies niet, want t'geen ghy hebt verloren
En wort van niemant als van dwasen wtvercoren.
Wat is de werelt doch als een gevanckenis
Die slimmer inder daet als eenich kerker is?Ga naar voetnoot28
Haer banden swaerder sijn, want zy de sielen binden.
30[regelnummer]
Haer duysternissen meer, want sy t'gemoet verblinden.
Haer stanck onsuyverder, van aller sonden dracht,Ga naar voetnoot31
Gevangens oock veel meer, t'heel menschelijck geslachtGa naar voetnoot32
Het oordeel datse wacht is niet van Schout of SchepenGa naar voetnoot33
Maer van God, tegen wien sy haer so heeft vergrepen.
35[regelnummer]
Dien kerker sijt ghy nu geluckelijck ontgaen,
Een eensaem bede-huys u open is gedaen:
Daer doncker is, maer ghy sijt lichten in het duyster,
Daer bintmen, maer u siel en voelt noch bant noch cluyster,
Daert stinckt, maer uwen reuck den hemel self vervult,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Daer u den richter dreycht, dien ghy doch richten sult.
Het vleysch is inden stock benaudelijck gestoten,
Den geest nochtans en can niet werden opgesloten:
Vliecht daer mee na de stee daer u verlosser is,
Soo sydy wtten drang' en wt gevanckenis.
45[regelnummer]
K'en derf met mijne pen, k'en can oock niet afmalen
De vreuchde die ghy sult volherdende behalen,
U herte heeft alree opt sekerste bevatGa naar voetnoot47
Dien overgrooten loon, dien costelijcken schat.
Een coopman rijdet op de tomelose baren
| |
[pagina 256]
| |
50[regelnummer]
Om aerde ende slijck met moeyte te vergaren,Ga naar voetnoot50
Een vryer waecht sijn lijf om een verweende bruyt,Ga naar voetnoot51
Een lants-knecht doetet om een ongewisse buyt,
Men loopt door spies en sweert om sijne nabuer-landen
Met cracht of argelist te crijgen inde handen,
55[regelnummer]
En als het dan al is geronnen en gejaechtGa naar voetnoot55
Men niet als sond'en straf daer dickwils van en draecht.
Denckt lieve, doen sy dit om tijdelijcke saken
Wat hoortmen wel te doen om t'eeuwige te schaken?
Denckt, soomen om een glas hem gevet inden brant
60[regelnummer]
Hoe moetmen streven om een fijnen diamant?
Grijpt, vrienden, grijpet na t'onsterfelijcke leven,
Daer onder uwen voet de bose sullen beven.
En biddet voor Gods volck terwijl ghy hier noch sijt,
Gelijck wy doen voor u die om sijn name lijdt.
|
|