Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 252]
| |
Tyrannen. Iulianus.Ga naar voetnoot*Dien duyvels martelaer, dien doder van Gods boden,
Dien vyant vant geloof, dien slave der afgoden
Is eenmael inden crijch dien hy self had gemaecktGa naar voetnoot3
Met een gevedert riet wel degelijck geraeckt,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En niemant weet de pees' waer van het was gedreven;
Den Hemel wert daer van de eere toegeschreven.
Die sonder onderlaet het wtgeplengde bloetGa naar voetnoot7
Van menich vromer man ten laetsten wreken moet.
O griecken onvertsaecht, die u geleerde vingersGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Vermatet boven al met bogen en met slingers
Te micken op een haer, te schieten vast en wis,Ga naar voetnoot9-11
Nu mercket ghy dat God oock een goet schutter is.
|
|