Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendMartelaers.Den hoop van Gideon met luydende trompetten
Stiet in sijn eygen sweert het heyr van Midian,Ga naar voetnoot2
Haer cruycken tegen een sy sloegen en verpletten
Maer hielden inde vuyst een fackel, man voor man.Ga naar voetnoot1-4
5[regelnummer]
Wat is dit voor een beelt? tsijn Christi bloet-getuygen,
Die bliesen de trompet van hares Heeren woort,
Waer door het ongeloof haest vallen most in duygen,Ga naar voetnoot7
En s'duyvels list en macht wert plotselijck verstoort.
Sy droegen wel de vlam in swacke aerden vaten,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die wierden wredelijck verbryselet tot stof,
Maer daer door is het licht geweldich wt-gelaten.
En claerder als de son nu vlickert haren lof.Ga naar voetnoot12
|
|