Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendAfgoden val.Hoe machtich was u woort, o Godes twalef boden
Waer door verwonnen is het heele heyr der goden!
Den trotsen Jupiter wech-worpende sijn stafGa naar voetnoot3
Verberget hem, en cruypt te Creta in sijn graf.Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
Saturnus inden gront ten diepsten afgestoten
By Pyriphlegethon leyt in sijn oude sloten.Ga naar voetnoot5-6Ga naar voetnoot6
Den groten Hercules omringt met menich dier
Hem wentelet noch eens al rasende int vier.Ga naar voetnoot7-8
Venus wort wederom boelerende gevonden,
10[regelnummer]
En vaster als wel-eer met veteren gebonden.Ga naar voetnoot9-10Ga naar voetnoot10
Vulcanus door de locht geslingert ginder heen
In Lemno tuymelt af en breeckt het ander been.Ga naar voetnoot11-12
Mars door een wissen steeck verliesende sijn crachten
En vint geen Paeon om sijn wonde te versachten.Ga naar voetnoot14
| |
[pagina 240]
| |
15[regelnummer]
Dodona spreeckt niet meer, de Eycke is een stock,Ga naar voetnoot15
Apollo is een steen, Diana is een block:Ga naar voetnoot16
Den Satan valt gelijck een blixem wt de wolcken,
O Jesu, uwen naem vliecht over alle volken:
Den hemel is u stoel, en onder uwen voet
20[regelnummer]
De aerde, en met een de helle buygen moet.
|
|