Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendThomas gelovich.Ga naar voetnoot*Als Thomas heel verbaest, ô Jesu, nu bestaerdeGa naar voetnoot1
De paersche steden van u sijde, voet en hantGa naar voetnoot2
Hy seech op zijne knien, en als hy wat bedaerde,
Gaf teken met de tong' van sijner sielen brant.
5[regelnummer]
Och! sprack hy, sie ick u met mijn bevleckte ogen
Onwinnelijcke Heer, onsterfelijcke God?
Mijn herte tot u comt in innicheyt gevlogen,
Ghy zijt mijn eygen deel en alderbeste lot.
Ick sie de diepe grift, de pijnelijcke nepenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Der dodelijcke speer, der nagelen gecromt.
Ick hebse met mijn hant en vingeren gegrepen.
O Heer, t'is in genae dat ghy dus tot my comt.
De wonden van mijn siel geneesdy door dees wonden,
Het ongeloof is wech, den twijfel heel vergaen.
15[regelnummer]
O Heere, ick geloof. en had ick duysent monden
Ick sou van mijn geloof daer mede doen vermaen.Ga naar voetnoot16
Comt alle die van uwen heylant zijt geweken,
Comt selver oock hier by die hem de wonden gaeft,
Aenschouwet met geloof in wien ghy hebt gesteken,
20[regelnummer]
Hy isset die u sond' in zijne wonden graeft.Ga naar voetnoot20
Ghy sijne tortelduyf comt nestelt inde retenGa naar voetnoot21
Van dese stercke rots wanneer ghy zijt benout,
Sy sijn om uwentwil geweldich op-gespletenGa naar voetnoot23
| |
[pagina 230]
| |
Op dat ghy veylichlijck daerinne schuylen sout.
25[regelnummer]
K'omhels' u, rechterhant, ick cuss' u, slincker sijde,
Ick perss' u aen mijn borst ô voeten alle bey.
O Heer, in rechter liefd' ick uwen naem belijde,
Geeft dat in eeuwicheyt ick nimmer van u schey.
Chr.
O Thoma, ghy gelooft om dat ghy hebt aenschouwet.
30[regelnummer]
Wel salich sijt ghy oock dat u dees jonste schiet.Ga naar voetnoot30
Maer salich nu voortaen sal zijn die my vertrouwet
Al ist dat hy my in den vleysche niet en siet.
|
|