Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendTwee-sprake by het graf.
| |
[pagina 228]
| |
Dit is het nieuwe graf. hier stonden diet bewaerdenGa naar voetnoot23
De bende wapentuers, maer hebben (wat haer let)Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Verlaten hare wacht: hier liggen hare swaerden.
Och! waer sal ick mijn Heere wedersoecken?
Ick hebbe slechts de banden en de doeken
Die t'reyne lijck omwonden
Ten laetsten weergevonden:
30[regelnummer]
Maer hem, ocharm! sie ick in geene hoecken.
Dit lijden is te groot dat my is overcomen.
Eylaes, waer is mijn Heer? wie heeft hem wechgenomen?
3.
Wat wonder sie ick gints? twee rappe jonge mansGa naar voetnoot33
In wollick-wit gewaet, en sonne-lichten glants
35[regelnummer]
Doorstralen t'heele graf. mijn ogen moet ick wenden.
Hier comt den derden oock. misschien of sy hem kenden.Ga naar voetnoot36
Sy vragen alle drie de reden van mijn pijn.
Och Heere, u en can het niet verholen zijn
Dewijle ghy hier woont en desen hof bewaket,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Waer hy bevaren is den alderliefsten mijnGa naar voetnoot40
Die wt dees holle cluft is schielijck wech-geraket.Ga naar voetnoot41
Heeft hem een boos of nijdich mensch gestolen?
Of hebt ghy hem voor sulcke luy verholen?
Wilt hem u maget wijsen,
45[regelnummer]
Ick sal terstont op-rijsen
Hem halen, en niet langer hier gaen dolen
Noch storten sonder maet der tranen heete stromen.
Eylaes! waer is mijn Heer? wie heeft hem wech-genomen?
4.
Christus.
Maria, te vergeefs ghy sit by desen steen,
50[regelnummer]
U suchten sonder saeck, om niet is u geween.Ga naar voetnoot50
Hy is niet wijt van u dien ghy verloren meynde.
Hy is geresen op en staet hier over eynde.
Hy ist die sonder u u selver heeft gemaeckt,
| |
[pagina 229]
| |
Hy loste u doe ghy in sond' en jammer staeckt.
55[regelnummer]
Hoe soude hy dan nu in droefheyt u vergeten
Nu ghy door sijnen Geest in zijne liefde blaeckt
En nu hy helle, doot, en duyvel heeft verbeten?Ga naar voetnoot57
Mar.
Ah! zijt ghy daer mijn meester en mijn Heere?
Aenschou ick u? aenhoor ick uwe leere?
60[regelnummer]
O, laet my u doch groeten
En cussen uwe voeten.
Chr.
Maria, al verlangt u noch so seere
K'begeer en toeft my niet. ick sal weer tot u comenGa naar voetnoot63
Al-eer ick van u werd' ten hemel opgenomen.
|
|