Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendT'selve.Een Conincklijcken disch int midden vant verblijden
Men cieret met het hooft van eenen vromen man;
Een grote Coningin, de oorsaeck van sijn lijden,
Versadicht haer gesicht, al eet syer niet van.
5[regelnummer]
Heeft Atreus niet alsoo Thyesti opgedragenGa naar voetnoot5
Sijn sonen gaer gecoockt? (onmenschelijck bedrijf!)
Heeft Progne niet haer kint in toren dootgeslagenGa naar voetnoot7
En Therei haer man doen eten in het lijf?
O Coningen die stout vernieticht Godes wetten,
10[regelnummer]
Die doet al wat ghy wilt, en niet al wat ghy most,
Dit sijn noch huydens-daechs u leckerste banquetten,Ga naar voetnoot11
Gelooftet my, ten is geen armer luyden cost.
|
|