Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendIohannes onthooft.Ga naar voetnoot*Dewijl Herodes is int slempen ende schranssenGa naar voetnoot1
Comt ongeroepen in een vorstelijcke maecht,
Indient een maget is die met lichtveerdich danssen
Het dronckene gespuys oneerelijck behaecht.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Den Coninck sweert een eet, hy wil haer laten volgen
De helfte van sijn rijck voor eenen losen dans;Ga naar voetnoot6
Maer zy, door s'moeders raet in toornicheyt verbolgen,Ga naar voetnoot7
(O grouwel!) eyscht het hooft des heyligen Johans.
| |
[pagina 202]
| |
Herodes, onvermoet gevangen in sijn reden,
10[regelnummer]
(Meer vresende de schand' als Godes hoge wet)
Heeft hem den taeyen neck (onschuldich) afgesneden,
En dien tot ogen-lust sijn hoere voorgeset.Ga naar voetnoot12
Foey moeder, die u kint leert danssen ende moorden!
Foey dochter, die u jeucht bevleckt met sulcken daet!
15[regelnummer]
Foey Coninck, die alsdan eerst achtet uwe woorden
Wanneer de meeste trou is t'aldermeeste quaet!
|
|