Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendLucas.K'en weet wat mallicheyt de menschen heeft gedrevenGa naar voetnoot1
Om my den schilderen tot een patroon te geven,Ga naar voetnoot1-2
Die noyt de verwen heb gestreken opt palet,
En noyt aen de pinceel mijn vingeren geset.
5[regelnummer]
T'is waer, een edel werck gegaen is wt mijn handenGa naar voetnoot5
Waerin den groten roem (bekent in alle landen)
Des Salichmakers is so meesterlijck verhaelt
Als waer hy voor t'gesicht van yder afgemaelt:
En noch een ander stuck, waer in de twalef bodenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Doen rijsen Godes kerck, en vallen de afgoden.
| |
[pagina 201]
| |
Dit zijn twee tafereels waer van des Geestes cracht
Den gront, den ommetreck, de hoochsels heeft gewracht.Ga naar voetnoot12
Die die wel overmerckt sal niemanden benyen
Het lamme poppen-werck, en dode schilderyen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Versekert dat hy hier (en inde ander niet)
Het levendige beelt van God den Vader siet.
|
|