Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendSalige doot der kinderen.Gesegent is de doot der kinderkens genettetGa naar voetnoot1
In Christi bloet en Geest vant aengeboren quaet.
Sy sterven onbelast van wrevelige daet,Ga naar voetnoot3
Des werelts ydelheyt en heeftse niet besmettet.
| |
[pagina 195]
| |
5[regelnummer]
Haer lichaem in de rust wel vroege wert gesettet,
De siel van daerse quam terstont weer henen-gaet,
Sy sien van Godes Soon het minnelijck gelaet,
Ontbonden van dat hier de salicheyt belettet.
Geluckiger dan wy, die t'crancke vleysch en bloetGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
In sonden ongetelt doet snevelen den voetGa naar voetnoot10
So lange wy, eylaes! in dese hutte wonen.Ga naar voetnoot11
O cleyne schaer, in eer den engelen gelijck
Wel haeste wordy groot int soete hemel-rijck;
Want kinders hebben daer het recht van outste sonen.Ga naar voetnoot14
|
|