Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendKinder-moort.Doe den gecroonden wolf de schaepkens nieu-geborenGa naar voetnoot1
Met zijnen wreeden muyl te Bethlehem verslont,
Een clagelijck geschrey steech vander aerden gront
En quam ten hemel in voor Gods gerechte oren.
5[regelnummer]
Een vliegende geswerm der engelen vercoren
Omvinck den cleynen hoop geplettert en doorwont,
En nam de witte siel van haren roden mont
Die stellend' onbesmet Gods aengesicht te voren.
Hoe cort was haren tijt in droevich tranen-dal!
10[regelnummer]
Hoe groot is hare vreucht die eeuwich dueren sal!
Hoe loven zy den Heer haer gonstigen weldader!
Sy gingen haestelijck int leven door den doot,
Gerucket onverwacht wt hares moeders schoot,
Gedragen inden schoot van haren liefsten Vader.
|
|