Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendT'selve.Op: Ille mî par esse Deo &c.Ga naar voetnoot*1.
Hy is op aerden God gelijck
Die stadichlijck
O Jesu, soeckt u claer aenschijn
Die alle dagen
| |
[pagina 185]
| |
5[regelnummer]
Neemt zijn behagen
By u te sijn.
2.
Wiens oore wackerlijck aenhoort
U heylsaem woort,
Wiens oge siet de diensten schoon
10[regelnummer]
O Heer, waerinne
Ghy uwe minne
Ons stelt ten toon.
3.
Want als ick hoor u reyne wet
En daer op lett'
15[regelnummer]
Mijn tong' wort dorr' mijn hert benout,
Mijn ogen sluyten,
Mijn oren tuyten,
Mijn bloet vercout.
4.
Als ick een weynich dan verstae
20[regelnummer]
Van u genae
Een soete vlam doorstralet my,
Mijn leden gloeyen,
Mijn wangen vloeyen
Van tranen bly.
5.
25[regelnummer]
O Jesu, treckt met banden soet
Mijn cranck gemoetGa naar voetnoot26
Tot uwer liefde langs soo meer.
Maeckt dat mijn leven
Gants zy begeven
30[regelnummer]
Tot uwer eer.
|
|