Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendBlintheyt.K' en sach noyt ouden man soo seer geraect te kindeGa naar voetnoot1
Of hij en wist de stee bescheydelijck te vindenGa naar voetnoot2
Daer hij een grooten schat verborgen had wel-eer,
Die hij nu weder-soect maer speuretse niet meer:
| |
[pagina 28]
| |
5[regelnummer]
Met den gevallen mensch statet dan wel ellendich,
Het alderhoochste goet is hem gemaect afhendich,
En wiert daer toe soo dom dat hy met een vergatGa naar voetnoot7
Ja niet geloven wil, dat hy het ooyt besat.
|