De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert
(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij
[Folio T10v]
| |
2 Door uwe goddelijcke cracht
Behoedet ons in desen nacht:
En nimmermeer van ons en scheydt
Met uwe ontfermherticheyt.
3 Aen onsen slaep een mate stel,
Dat ons de vyant niet en quel.
Het vleesch in tuchten suyver zy,
En maeckt ons dwaser sorgen vry.
4 Wanneer ons ooge slapen moet
Ons herte tot u waken doet.
Beschermt ons met u rechter-hant
En lost ons van der sonden bant.
5 Strijdt, Heer, voor uwe Christenheyt,
V hulpe sy haer steeds bereyt.
Verlosset ons uyt aller noot,
Door uwen smadelijcken doot.
6 Versoetet den benauden tijt
Daer in het lijf verdrucking' lijdt.
De ziele die ghy, Heer, vercoost
Die geeft geduerich uwen troost.
7 God Vader sy lof, prijs en eer,
Oock synen Sone, onsen Heer,
Den Heyl'gen Geest sy danck geseyt
Van nu tot inder eeuwicheyt.
|
|