De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio S4v] [fol. S4v] Den Cxlij. Psalm. ICk riep den Heer van herten aen, Ick smeeckte hem gants onderdaen, Ick stortt'e voor hem uyt mijn clacht, Mijn angst heb ick voor hem gebracht. 2 Als mijnen geest is overstelpt, En my de mensche niet en helpt, Soo is u noch den wech bekent Om my te redden uyt ellend. 3 Sy hebben met archlisticheyt Een strick op mijnen pat geleyt. Ick keerde my ter rechterhant, Maer geen bekende ick en vant. 4 Ick wist niet wat ick aen sou slaen Om hare lagen te ontgaen. En niemant eens int herte viel Te sorgen voor mijn droeve ziel. 5 Ick riep tot u in banger tijt O Heere, die mijn toevlucht zijt, En inder levendigen lant [Folio S5r] [fol. S5r] Mijn beste deel, mijn liefste pant. 6 Ah! Heere, lett op mijn begeert' Want ick geheel ben uytgeteert, Van mijn vervolgers maeckt my vry, Want; laes! sy over-mogen my. 7 Verlost mijn ziele uyt het slot, Dat ick u prijsen mach, mijn God. De vrome sullen om my staen Wanneer ghy my hebt goet gedaen. Vorige Volgende