De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert
(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij
[Folio P3r]
| |
Oock de Iordaen is in haer vollen stroom
Te rugge-waert gedrongen.
'tGeberchte danst', als vette rammen doen,
'tGeheuvelt' als de lammers in het groen
Deed' ongewoone sprongen.
3 Wat was u, zee, dat ghy niet blevet staen?
En waerom most ghy, machtige Iordaen,
V hooger-aen begeven?
Ghy bergen sprongt, gelijck den geylen ram?
Ghy heuvelen gelijck een weelich lam
Wiert op en neer gedreven?
4 Beeft aerde, beeft voor Godes aengesicht,
Voor Iacobs God en voor syn streng' gericht
Ontsettet u alleene.
Voor hem, die keert de rotse in een vloet,
En een fonteyn haer water gieten doet
Self uyt den harden steene.
|
|