De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio O8r] [fol. O8r] Den Cviij. Psalm. O God, mijn herte is bereyt Om u in rechter viericheyt Te geven eere ende danck Met mijner stemmen soeten sanck. Wel op mijn tong' met vreugd' ontwaect, Mijn luyt, mijn herp u veerdich maeckt. Want ic des morgens vroech wil rijsen Om Godes wonderen te prijsen. 2 Ick wil u loven, Heere mijn By allen menschen, waerse zijn. By vremde volcken over al Ick uwen naem hooch roemen sal. [Folio O8v] [fol. O8v] Want uwe goetheyt en genaed' Veel hooger als de wolcken gaet, V waerheyt haer soo wijt uyt-recket Als het gespan des hemels strecket. 3 Verheft u tot den hemel, Heer, Breyd't over d'aerde uwe eer. Vrij't u beminde met u hant, Verhooret ons, doet ons bystant. God uyt syn heylichdom heeft my Geantwoort, en gemaket bly. Van my sal Sichem zijn beseten, En 't dal van Suchot afgemeten. 4 Heel Gilead sie ick gestelt Goetwillich onder mijn gewelt. Manasse den beroemden stam Ick onder mijne croone nam. Van Ephraïm is het geslacht Geworden mijnes hoofdes vracht Maer Iuda op den throon verheven Recht wijsen sal en wetten geven. 5 Aen Moab gunn' ick cleyne eer. Ick wil hem doch niet achten meer Als een veracht verschoven vat Gemaeckt tot mijner voeten bat. Op Edom die nu is soo coen Wil ick noch werpen mijne schoen. Ick juych om u, ghy Philistijnen, Want ghy moet werden van de mijnen. 6 Wie sal bestieren mijnen pat Tot een bemuerde vaste stat? Wie sal my voeren metter hant [Folio O9r] [fol. O9r] Tot in der Edomiten lant? Sult ghy't niet selve doen, o Heer, Die ons verslooten hebt soo veer, En met ons niet en ginckt ten strijde Gelijck ghy plaecht in ouden tijde? 7 Heer, sendt ons hulpe inder noot, En reddet ons uyt weder-stoot. Het heyl dat doch de mensche biedt Is ydelheyt en anders niet. In God wy sullen allegaer Doen daden groot en wonderbaer. Hy sal vervullen onse beden En onse vyanden vertreden. Vorige Volgende