De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio J3v] [fol. J3v] Den Lxx. Psalm. O God, op wien mijn hope staet, Haest u, en comt my te bevrijden: In dit ondragelijcke lijden My langer doch niet liggen laet. Haer die na mijne siele jagen Veel schand' en ongeluck toesend' En die met vreucht sien mijn ellend' Laet doch te rugge zijn geslagen. 2 Drijft wech, o goedertieren God, [Folio J4r] [fol. J4r] Die roepen, met vervaerlijck vloecken, Ha, ha, dat is het dat wy soecken. Geeft haer den loon van desen spot. Maer laet in uwe hulp verblijden Al die u soecken met begeer, En die beminnen uwe eer Laet die u roemen t' allen tijden. 3 Doch ick ben arm, ick ben in strijt: Haest u tot my, verhoort mijn clagen. En wilt de hulpe niet vertragen, Ghy die alleen mijn helper zijt. Vorige Volgende