De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio G12v] [fol. G12v] Den Lxj. Psalm. ALs ick schrey verstaet mijn reden En gebeden Die ick treurich tot u tot u send' Als mijn hert is overstelpet, Heere helpet, Roep ick van des landes end. 2 Op een hooge rotz my vueret Vast bemueret Daer ick geenen raet toe weet. Want tot u ben ick gevloden Inde nooden Tegen mijnen vyant wreet. 3 Vwen tabernakel schoone Is mijn woone Eeuwichlijck en alle-tijt Int verborgen uwer vlercken [Folio H1r] [fol. H1r] Can ick mercken Dat ick seker ben bevrijt. 4 Want al wat ick slechts begeer, Hebdy, Heere, My gegunnet, en noch meer, Vwer vrienden erf gegeven, Welcker leven Is gericht tot uwer eer. 5 Ghy verlenget met behagen Oock de dagen Vwes conincx door u cracht. Ghy sult goedichlijck bewaren Syne jaren Van geslachte tot geslacht. 6 In onsterferlijcke eere Voor den Heere Sal hy sitten eeuwichlijck. V genade ende waerheyt Sal voor swaerheyt Hem behouden en syn rijck. 7 Dan sal uwen name wesen Hooch-gepresen Door mijn sangen even-staech. Dan sal ick niet lange dralen Te betalen Mijn beloften alle daech. Vorige Volgende