De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert
(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij
[Folio B3v]
| |
altijt zijn en nimmer enden?
Hoe lang' wilt ghy u aensicht wenden
Van my die ben benauwt soo seer?
2 Hoe lange sal het herte mijn
Raetslagen en vol smerte zijn,
Ia dagelijx in sorg' en vreesen?
Hoe lange sal mijn vyant wesen
Mijn overwinner t'mijner pijn?
3 Aensiet my, God, in desen noot,
Verhoor my in dit lijden groot,
Mijn duyster oogen eens verclare,
Dat ick niet inden slaep en vare
Van den verschrickelijken doot.
4 Op dat die my soo sterck bevecht
Niet seg' hy is ter neer gelecht,
En datse die my bloedich haten
Haer niet verheugen boven maten
Int struyckelen van uwen knecht.
5 Op u staet, Heer, mijn hope vast,
Die my verlost uyt allen last,
Mij hert sal in u heyl ontspringen,
Mijn tonge sal een lof-sanck singen
Op uwe goedicheyt gepast.
|
|