Maar hoe fel de pijn ook was, geen klacht of kreet ontsnapte aan zijn gesloten lippen. De kracht der slagen werd verdubbeld, en het bloed stroomde op den grond. Dit verbitterde den planter nog meer, doch hij moest eindelijk laten ophouden met slaan, daar Pohama bewusteloos aan de touwen hing, waarmede hij gebonden was.
Het was reeds nacht eer de ongelukkige tot zich zelven kwam. Wat leed hij ondragelijke pijnen, want zonder eenige voorzorgen was hij in het hok, dat hem tot gevangenis diende, neergeworpen. Daar werd de deur voorzichtig geopend en trad Cato binnen, gevolgd door een oude negerin, die een lantaarn droeg.
Met zachte hand reinigden beiden de wonden en legden er heelende kruiden op, die zij voor dit doel in het woud geplukt hadden. Dadelijk voelde de lijder verzachting en hij viel in een diepen slaap.
Elken avond kwam Cato terug en het duurde niet lang of Pohama voelde zijn krachten terugkeeren, terwijl zijn wonden genazen. Maar steeds bleef hij somber en in zich zelven gekeerd: de schande van de geeseling brandde hem in het gemoed, dat naar wraak dorste.
Op een morgen, toen men hem zijn voedsel bracht, was Pohama verdwenen, en de vervolging van den planter bleef vruchteloos.
Maar niet lang duurde het, of men wist waar hij was. Hij had zich bij de boschnegers gevoegd, was spoedig tot hun hoofdman verkozen, en de schrik van zijn naam verontrustte de geheele kolonie.
Het wordt tijd dat wij tot Willem terugkeeren.
Diep in de wildernis, door rotskloven en bergspleten, waren de negers met hun doodelijk vermoeiden gevangene doorgedrongen. Meer dan eens was Willem op het punt