Achthonderdroe's Klap
Behalve in de lengte is het ook mogelijk in de breedte te meten. Soms zal het voor ontginners, grondbezitters, polderbestuurders of fiscale ambtenaren voldoende geweest zijn om alleen de breedte van een stuk land te kennen. Dit zien we vooral in lagere delen van Nederland, waar even lange percelen evenwijdig naast elkaar liggen. Rechtlijnigheid is het kenmerk van de noordelijke veenkoloniën. Het is daarom niet verwonderlijk dat we daar namen tegenkomen die erop wijzen dat men oorspronkelijk alleen aan de breedte van het veen gedacht heeft. De Zestig Roe bij Stadskanaal is een stuk grond van zestig roeden breed dat twee eeuwen lang als een Drentse enclave in Gronings gebied gelegen heeft. De Achthonderdroe's Klap was een ophaalbrug bij Bonnermond die toegang gaf tot een veenconcessie van achthonderd roeden langs het Stadskanaal.
De meeste sporen van breedtemeting zijn in de namen van kleinere percelen te vinden. Op verschillende plaatsen kunnen we veldnamen aantreffen als de Vier Roe, de Vijf Roeden, de Zeven Roeden en de Veertien Roeden. Naast de roede heeft men in het westen en midden van ons land als synomien de garde, geerde of gaarde gekend. Er komen daar dan ook niet alleen namen op -Roe of -Roeden voor, maar ook - in dezelfde betekenis - op -Garden, -Geerden of -Gaarden. Zo zijn bijvoorbeeld de Twee Geerden, de Drie Garden, de Acht Gaarden, de Elf Geerden, de Twintig Garden namen van stukken land die oorspronkelijk twee, drie, acht, elf en twintig roeden breed waren.
Eén naam dienen we in vele gevallen van de bovengenoemde groep uit te sluiten: de Vier Garden. Vooral in het rivierengebied is dit een zeer frequent optredende veldnaam. Nu is het natuurlijk mogelijk dat een perceelsbreedte van vier roeden daar zeer