Groeten van Elders
(1990)–Rob Rentenaar– Auteursrechtelijk beschermdPlaatsnamen en familienamen als spiegel van onze cultuur
[pagina 53]
| |
Nederlandse plaatsnamen van vóór 1200Wat kunnen ontuchtige gedachten soms toch lang nawerken! Zoals bekend horen monniken zich met Het Hogere bezig te houden. Bijna negen eeuwen geleden had een van hen, een Westvlaming, echter een zwak ogenblik en schreef hij de verzuchting neer: Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic enda thu. (Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij.) Dit versje heeft heel wat in de taalwetenschap teweeggebracht. Sinds de ontdekking ervan, in 1932, hebben velen het steeds weer aangevoerd als een getuigenis van het oudste ons bekende Nederlands. Dat klopt, voor zover het de eerste volledige zin is waarvan we zeker weten dat hij als Oudnederlands beschouwd mag worden. Kijken we naar de overlevering van individuele woorden, dan is het befaamde zinnetje echter lang geen recordhouder, zeker als we onder ‘woorden’ ook eigennamen verstaan. | |
Namen als taaldocumentenHoewel wij de oudste namen in Latijnse teksten aantreffen, kunnen wij ze toch als de vroegste Nederlandse taaldocumenten beschouwen. Namen worden gevormd op basis van de taal die in een gemeenschap gesproken wordt. Door hun bijzondere positie in ons taalsysteem hoeven ze in principe niet vertaald te worden. Ook in een Latijnse context behouden ze dus hun Nederlandse afkomst. De taalwetenschap heeft vaak van namen gebruik gemaakt bij het onderzoek naar de ouderdom en ontwikkeling van onze woordvoorraad. Daarbij heeft men vooral de aandacht gericht op de plaatsnamen. Die hebben namelijk het voordeel dat ze niet weg kunnen lopen. Komt men in een tekst een persoonsnaam tegen, dan kan het zijn dat de naamdrager van elders komt of dat de naam onder buitenlandse invloed gegeven is. | |
[pagina 54]
| |
Plaatsnamen zijn vrijwel steeds gevormd op basis van het woord-materiaal dat de plaatselijke bevolking tot haar beschikking had, met gebruikmaking van de gewone woordvormingsprincipes. Dit maakt plaatsnamen dan ook tot zulke aantrekkelijke bronnen voor taalkundig onderzoek. De woorden waaruit ze gevormd zijn, moeten ter plaatse ooit bekend geweest zijn. Een oude vermelding van de naam van een stad, een dorp of een stuk land kan tegelijkertijd een vroeg bewijs voor het bestaan van een woord betekenen. | |
Plaatsnamen vóór 1200Het zoeken naar dergelijke vroege sporen van het Nederlands is sinds kort een stuk makkelijker geworden. Onlangs verscheen namelijk het Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200 van de hand van R.E. Künzel, D.P. Blok en J.M. Verhoeff.Ga naar voetnoot* In dit boek zijn alle aardrijkskundige namen in ons land opgenomen die vóór 1200 op schrift gesteld zijn. In het totaal gaat het om zo'n 2000 namen van steden, dorpen, gehuchten, gewesten, bossen, wateren, terreinen en straten die vermeld worden in oorkonden, kronieken en andere schriftelijke bronnen. Voor zover het mogelijk was, zijn de namen verder van korte etymologische aantekeningen voorzien. We moeten niet denken dat we met dit werk een soort Oudnederlands woordenboek in de vermomming van een geografisch lexicon voor ons hebben. Het uitgangspunt is tenslotte naamkundig en niet lexicografisch van aard. Bovendien bestrijkt het boek maar een beperkt deel van de Nederlandse aardrijkskundige-namenvoorraad. Er zijn in Nederland uiteraard veel meer naamdragende lokaliteiten dan de ongeveer 3000 die in het Lexicon opgenomen zijn. De meeste Nederlandse plaatsnamen verschijnen echter pas na het jaar 1200 voor het eerst in de schriftelijke bronnen en vallen daarom buiten het chronologisch kader van het boek. Dat is jammer, maar historisch wel verklaarbaar. In de eerste plaats zijn grote delen van ons land pas na 1200 in cultuur gebracht. Vóór die tijd bestonden daar nog nauwelijks | |
[pagina 55]
| |
namen. Ook van plaatsen die ouder zijn, hoeven we echter nog niet automatisch vroege vermeldingen te verwachten. De overlevering van plaatsnamen is namelijk afhankelijk van de middeleeuwse bezitsverhoudingen. Alleen eigenaren met een schrift-cultuur tekenden hun juridische en financiële administratie op. Dit waren vooral kloosters of andere geestelijke instellingen. | |
Woorden in plaatsnamenInhoudelijk kent het oude namenmateriaal ook enkele beperkingen voor het woordonderzoek. Lang niet alle begripscategorieën zijn even ruim gerepresenteerd in de woorden waaruit men plaatsnamen gevormd heeft. We treffen er veel vaker terreinaanduidingen onder aan dan bijvoorbeeld woorden uit de medische of filosofische sfeer. In de plaatsnamen vinden we vooral woorden terug die iets zeggen over het oorspronkelijke landschap, over heuvels, dalen, bouwlanden, graslanden, poelen, meren, huizen en omheiningen. Soms gaat het om woorden waarvan we moeten aannemen dat ze al vrij vroeg uit onze taal verdwenen zijn. De Gelderse plaatsnaam Herwijnen verschijnt in een bron uit 850 als Heriuuinna en betekende oorspronkelijk ‘weiland waarop het leger bivakkeert’. In deze naam is het verder niet geattesteerde woord uuinna ‘weiland’ bewaard gebleven. Het Oudnederlandse woord voor appelboom, apuldra, ligt ten grondslag aan de namen Apeldoorn en Appeltern, die we respectievelijk in 792 en 1139 tegenkomen als Appoldro en Apeltre. De vroegste vermelding van Tilburg uit 709, Tilliburgis, laat zien dat we met een woord tilli ‘nieuw ontgonnen land’ te doen hebben. Op grond van de elfde-eeuwse vermelding Scalduuualda mogen we aannemen dat Schildwolde in Groningen oorspronkelijk de naam geweest is van een woud dat gekenmerkt werd door scald ‘drassig land’. Zowel Bakel in Noord-Brabant als Bakkum in Noord-Holland zijn, blijkens hun oude vormen, samengesteld met een woord baka, dat ‘hoogte of welving’ betekende. | |
DierenInteressant zijn natuurlijk ook de dieraanduidingen die dank zij hun functie als plaatsnamenelement overgeleverd zijn. Het gehucht Elft op Wieringen, in de tiende eeuw Aluitlo, bevat het | |
[pagina 56]
| |
woord alvit ‘zwaan’. Eenrum. in Groningen, dat in de tiende, elfde eeuw als Arnarion geschreven werd, dankt zijn naam aan de arn ‘arend’. In de naam van het verdwenen huis Wezenhorst bij Gendringen, ten slotte, is mogelijk niets minder dan de wisent, de aanduiding voor de Europese bizon, bewaard gebleven, hoewel het woord daarnaast ook meer alledaags ‘stier’ kon betekenen. | |
HeidendomNog voor het jaar 800 is het heidendom in Nederland officieel afgeschaft. Plaatsnamen die direct of indirect naar dit vroegere alternatief voor het christendom verwijzen, moeten dus zeker ouder zijn dan dat jaar. Er zijn enkele van zulke namen overgeleverd. Hargan, de vroegere naam voor Kethel bij Schiedam, en Hargen in Noord-Holland gaan terug op het woord harag ‘heiligdom’. Zowel in de naam van het gehucht Wehe bij Leens in Groningen als die van de gemeente Wijhe in Overijssel vinden we het woord wie, dat eveneens ‘heiligdom’ betekende. Het verschil tussen een harag en een wie schijnt hem in de grootte gelegen te hebben. Het eerste kon meer mensen bergen. Van indirecte heidense indicaties kunnen we spreken als we te maken hebben met namen van plaatsen die bij grafheuvels of heilige bossen aangelegd zijn. Een voorbeeld van het eerste vinden we in de twaalfde eeuw in Lewen voor Boven- en Beneden-Leeuwen in Gelderland en in 1133 in Leuethe voor De Leeuwte in de gemeente Brederwieden. In beide gevallen zijn het afleidingen van het woord lew ‘grafheuvel’. Van de lagere school kunnen we ons misschien nog herinneren dat de Germanen veel in de bossen rondspookten om daar hun goden te vereren. Een van die bossen zal bij Heiloo gelegen hebben. De naam van deze plaats wordt in de elfde eeuw onder meer als Heileginlo geschreven. Daaruit blijkt duidelijk dat we te maken hebben met een samenstelling van het woord lo ‘bos’ met het bijvoeglijk naamwoord heilig. Ermelo in Gelderland moet zijn naam ook al in heidense tijden gekregen hebben. Het eerste lid van die naam betekent namelijk ‘goddelijk’ of ‘verheven’. Ten slotte hebben we dan nog Wodan in eigen persoon, die we mogelijk in 1107 in taboevorm in de plaatsnaam Gunsela tegenkomen. Daarmee is de tegenwoordige Eindhovense wijk Woen- | |
[pagina 57]
| |
sel bedoeld, waarvan de naam oorspronkelijk ‘Wodansbos’ betekend heeft. | |
Nog veel onderzoek te doenZelfs na het verschijnen van het Lexicon is het niet zo dat we alle woorden kunnen reconstrueren die aan de vorming van onze oude plaatsnamen ten grondslag gelegen hebben. Er blijft gelukkig nog het een en ander te onderzoeken over. Voor namen als Klimmen, Niftrik, Raalte, Hapert en verschillende andere is nog steeds geen bevredigende verklaring gevonden. Wie die wil trachten te vinden, heeft nu echter wel alle oude vermeldingen ervan tot zijn beschikking. |
|