hebben we waarschijnlijk met een heel oude naam te doen. Het element mont ‘berg’ is daar toegevoegd aan een prehistorische naam die op een stam cal- ‘bergwoning, sterkte’ teruggaat. Van een echt kasteel - hoewel een kleintje - is sprake bij de naam Col de Châtillon. Het woord châtillon, uit het Latijnse castellio, was nog tot in de zeventiende eeuw in gebruik ter aanduiding van een kleine militaire sterkte.
In de religieuze sector kan ik verder wijzen op de Col de Saint-Savin in de Pyreneeën, waarschijnlijk genoemd naar het klooster van die naam. De Col de la Madeleine heet naar een kapel of een leprozenhuis, gewijd aan de heilige Magdalena.
Overal waar de grond er geschikt voor was, hebben boeren in de loop van de tijd tegen de berghellingen wijngaarden en boomgaarden aangelegd. Soms is men daarbij kennelijk de top zo dicht genaderd dat iets van die tuinbouwactiviteiten in de bergnamen is doorgedrongen. Een voorbeeld daarvan biedt de naam van de Tourmalet, een gevreesde berg in de Pyreneeën. Hij is samengesteld met een woord malet, malhol, uit Latijn malleolus, dat ‘jonge wijnrank’ betekent. De Col de la Sereyrède in het departement Gard heeft zijn naam aan de kersen te danken. Een cereiredo was in de vroegere taal van de Languedoc namelijk een ‘kersen-boomgaard’.
We beëindigen deze naamkundige Tour de France met de Col de la Bataille. Zijn naam heeft iets met strijd te maken, al is het dan niet met die van wedijverende wielrenners. Hij stamt uit de sfeer van de veeteelt. Ieder jaar, aan het begin van de maand juli, worden de koeien door de herders naar de alpenweiden gedreven. Als zij daar aangekomen zijn, vindt er iets plaats wat wij ons bij de slome koeien in de Nederlandse weilanden heel moeilijk kunnen voorstellen: een ordinaire strijd om de macht. Een dag lang vechten de dieren met elkaar om uit te maken wie de mêtra ‘de meesteres’ zal worden en dus die zomer het beste gras mag afgrazen. Namen als La Bataille en Au Plan de battre verwijzen naar de plekken waar zo'n strijd heeft plaatsgevonden.