dreigden te delven. Daarom besloten zij zich in de strijd te mengen en wel aan de kant van de zwakste partij, de sultan. Zoals dat toen nog gebruikelijk was, zocht men eerst een oorlogsterrein uit. De keus viel op het schiereiland de Krim. In september 1854 landden daar de Engelse en Franse troepen, later gevolgd door een handvol Sardiniërs. Ze belegerden Sebastopol, toen de belangrijkste stad op het schiereiland.
Het werd een langduriger affaire dan de belegeraars gedacht hadden. Sebastopol viel pas in september 1855. Dat de stad het zo lang had kunnen uithouden, was mede te danken aan de bekwame verdediging door de generaal met de voor zijn vak kenmerkende naam Todleben. Deze had zeer ingenieuze vestingwerken aangelegd, waaronder de zogenaamde Malakoff-toren, die heel moeilijk in te nemen bleek. Malakoff-toren is sindsdien in de Westenropese mijnbouw een aanduiding geworden voor de zware, vierkante toren die vaak boven een mijnschacht geplaatst werd.
Op de Krim hebben ook een paar reguliere veldslagen plaatsgevonden, die vooral in Engeland hun weerklank gevonden hebben: Alma, Inkermann en Balaclava (‘the charge of the light brigade’). We vinden die namen op verschillende plaatsen in Engeland als vernoemingsnamen terug. Een balaclava is bovendien sedert de Krimoorlog bekend als een soort muts.
Oorlogen hebben het merkwaardige effect dat ze onze naamgeving kunnen beïnvloeden. Speciaal als men arbeidersbuurten of armoedige gehuchten een naam wilde geven, heeft er altijd de neiging bestaan deze te vernoemen naar slagvelden of belegerde steden. Dat is ook bij de bemoeiing naar de Krim het geval geweest. De plaatsen in ons land die De Krim en Sebastopol heten, hebben deze namen in 1854 en de jaren daarna vaak gekregen omdat men vond dat de mensen die er woonden ruziemakers of armoedzaaiers waren. Daarnaast kan ook meegespeeld hebben dat de naamgevers vonden dat die plekken zo ver weg lagen.