In rijk vertrek, waarbuiten vlokken dalen
In wintergrijs, staan zwijgend bij 't rom-rommen
Van haardvuur, vazen met hun tuit als schalen,
Di stilte heffen, van oud goud omglommen
En 't blank pors'lein, beöuweld met ovalen,
Vleeskleurig, 't zwart besnord gezicht van drommen,
En wijken weer de kille stromen,
Di eerst door reten van de vensters breedden,
Dan schijnt van 't goud, dat ruig hangt neergegleden
En van hun randen hitte uit te stomen,
Alsof z'er weer de zonnegloed verbreiden,
Die hen bedroop in vroeger lente-tijden.
|
-
eind1)
- Satsoema, dit soort porselein is wit, met goud voornamelijk gekleurd.
-
eind2)
- Shogoen: stadhouder, plaatsvervanger van den keizer. Deze hadden sinds de XVIIe Eew, sinds het optreden van den stadhouder Hiéyazoe, de macht in handen, totdat de adel, di van hen hoe langer hoe meer afhankelik werd, aan den tegenwoordigen Mi-Kado zijn oorspronkelike macht teruggaf en met deze en de japanse bourgeoizi het Rijk in alle opzichten modernizeerde.
-
eind3)
- Yebossi's: zwart verlakte, smalle silinderhoeden, naar voren omgebogen en met banden gedragen om de kin, blijkbaar gemaakt om den haardos, op het midden van den schedel naar voren vallend, te omvatten. Men ziet dit hoofddeksel zeer vaak verguld afgebeeld op satsoema-porselein.
|