Japanse verzen(1903)–J.K. Rensburg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] XXVI. Naar de post. Een moesmé tript, één arm uit paarse mouw Als stengel rijzend van een lotusblad, Waarop de hand, die 't zonnescherm omvat, Uitvlagt als bloem, naar 't postkantoor en nauw Perst zij het mondje saam in spanning: wat Wel 't antwoord is, nu z'als verliefde vrouw Een brief penseelde en met vouw op vouw Dien maakte tot heel klein-mystike schat.Ga naar eind1) Dan droomt ze, hoe fluks een vuurspuwend beest, Dat trouw steeds trugkeert, 't Zonneland doorgiert, 't Epistel naar haar blanken minnaar draagt. En als hij later 't in ver land herleest, Schijnt de chrysanth, die den post-zegel siert Herinnerings-bloem in storm vandaar vervlaagd. eind1) De Japanners vouwden vroeger - misschien nog - hun briven heel klein op in de enveloppen. Vorige Volgende