Japanse verzen(1903)–J.K. Rensburg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] XXXI. De Val van Mekka. Noch, als niet meer heetrood uit een der kommen Van Balkansneew - als yatagan gewet: - De Halve Maan opdreigt, noodklokken bommen Door 't Donauland, de bergwacht, uitgezet, Den Sultan staand in 't zadel voor zijn drommen Koráán en zwaard ziet heffen, hun trompet De heem'l en aarde' alom door brandkolommen Eén hal - den Oorlogs-God van Mohammed Wijdt tot moskee; - noch, wen dra één: de Slaven, Nu scheuring Habsburgs, OsmansGa naar eind1) Rijk bedreigt En dan Czaar Peters WilGa naar eind2) ze voorwaarts dringt Met woest Oera! den BosforusGa naar eind3) bedraven, Zijn Adelaar langs d'Aja SofiaGa naar eind4) stijgt En Mekka's heiligdomGa naar eind5) tot puin verzinkt. eind1) Osman, naam van de Turkse dynasti. eind2) Bedoeld is het Testament van Peter den Groten, dat de russise politiek beheerst. eind3) Een brug over den Bosforus verbind Constantinopel met Skoetari. eind4) Aja Sofia, thans moskee aldaar, vroeger een christelike kerk. eind5) De Käaba, tempel te Mekka met den heiligen Steen der Muzelmannen. Vorige Volgende