Japanse verzen(1903)–J.K. Rensburg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] IV. Geisha's. Nu trippen één voor één mijn Verzen aan, Beheerst door samisen- en koto-klank,Ga naar eind1.) Een drom van geisha's,Ga naar eind2) met een wuft gewank Der haarvracht, waarheen sporten spelden staan En als tot steunsel schuins de oogen gaan. Ze schuifelen zoetjes: er vlied goudgesprank Van reigers om 't blauw zij gewaad, wijl rank Ze' aan één hand over 't kapsel wajers slaan, Dan weer wijd-arms in d'enge obiGa naar eind3) hangen Aan rijen of d'afhoegi voor 't gezicht Als uit een mom met donkere iris lonken. Zo zi 'k mijn Verzen in figuren slangen, Wier zwaaj en dans juist naar de maat verzwicht En zwirig in gespitsten kleedval flonken. eind1.) Koto, een soort liggende harp. eind2) Geisha, spreek uit geej-sja, zangeres en danseres. eind3) Obi, zijden gordel met breden strik op den rug. Vorige Volgende