I.
Proloog voor anno 2558 (1898) der Japanse Tijdrekening,
Jaar 30Ga naar eind2) van Moetsoe-Hito'sGa naar eind3) Mei-Dzji.Ga naar eind4)
Van heilig bloemvuur naar de Zon vervlied,
Waar men in parasol en in chrysanth
't Beeld van het Licht alom vervuldigd ziet,
Kleurt alle maanden bloemtooj, daar dit land
Haar trouw steeds niwe stuifmeel-wirook bied
En de kalender word in kunstenaars hand
Door kleur en dicht daar tot één bloemenlied.
Met bloej van kunst, di naar den tijd er tiert,
Moog z'allen zo'n omfleurde verzen-rij
't Geplooj van wajers, twaalf in tal, ontstrijken,
Die 't Niwe Jaar met Niwe Kunst doorsiert.
|
-
eind1)
- Foedzji-No-Hana, de wistaria chinensis een blauwe, ook donkerblauw bloejende klimplant, di de Japanners langs latten en luifels neer laten hangen.
Door een noodlottig toeval kwam ik zeer lang in den waan, dat deze rose bloemen had en heb dit eerst kunnen wijzigen na de verschijning der verzen, waarin de foedzji voorkomt, in N. Gids, XXe Eew, enz.
-
eind2)
- Naast een tijdrekening in cyclen van 60 jaar, tans reeds de 76e, tellen de Japanners ook vanaf de stichting van hun Rijk door Dzjimmoe-Tenno en naar de regerings-tijdperken van elken Mi Kado afzonderlik.
-
eind3)
- Moetsoe-Hito, spreek uit Moets-Chto (met ch als in het duitse Knecht, Recht), naam van den tegenwoordigen Keizer, welke betekent Man des Vredes. Hij werd Mi Kado in 1867, maar kreeg eerst in 1868 werkelik de macht in handen.
-
eind4)
- Mei-Dzji spreek uit Meej-Dzji, naam van zijn bestuurs-periode, di betekent Verlichte Regering.
-
eind5)
- Dzji-Pon-Koewé: Rijk waar de Dag begint, Rijk van de Rijzende Zon, Cipango, Japan. Ch spreek uit als in het Duitse Licht.
-
eind6)
- Moessoemé spreek uit moesmé, meisje.
-
eind7)
- Fana kojomi: bloemenkalender.
|