Fabelen(1842)–Pieter Jan Renier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] LXXX. Diogenes en de Hoveling. Diogenes at rauwe vruchten, Dronk water, woonde in eene ton; Verachtte pracht en hofgenugten En al wat grootheid wenschen kon. Wanneer hy eens zyn' koolen waschte, Ging hem een hoftrawant voorby, Die stilstaende op 's mans werking paste. De wysgeer sprak: ‘Myn vriend, zoo gy U ook met koolen vergenoegdet, Een eedler lot viel u ten deel Dan 't laf en eerloos vorstgestreel.’ - ‘En, zoo gy u naer reden voegdet, Gebruikende uw verstand en kunst, Om ook te staen in konings gunst, Gy zoudt van beter' dagen weten, Geen' rauwe koolen moeten eten.’ Zoo heeft een ieder zyn gedacht, En vaek de een roemt en pryst wat de andere veracht. Vorige Volgende