Fabelen
(1842)–Pieter Jan Renier– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
Dat gy u ook hebt toegeschreven,
Van gansch de wereld te doen beven,
Te sleuren in uw' dwinglandy:
Hoort men onz' namen onderscheiden,
't Bedryf is één, wy stelen beiden:
Doch, daer ik met een schuitje vaer',
Ik hoor my maer alléén den naem van roover geven;
En gy, die steeds den stiel met vloten hebt gedreven,
Men noemt u landveroveraer.
De vorst bedaerd, en ingenomen
Door zyne opregtigheid, spreekt hem vry:
Zoo goeden uitslag had de Kaper nooit bekomen,
Door vleitael, noch door kuipery.
|
|