De man achter de schermen
(1938)– Relham– Auteursrecht onbekend
[pagina 176]
| |
Hoofdstuk XV.
| |
[pagina 177]
| |
Ik stond op en ging me wassen. En kwam op Donalds laatste opmerking terug: ‘Jij beweert al een hele tijd, dat ik den m.a.d.s. ken, maar geen van de “verdachten” komt er voor in aanmerking. Ik geloof, eerlijk gezegd, dat je me voor het lapje houdt, Donald!’ Hij trok een beledigd gezicht. ‘Hoe kun je dat van me denken, Johny! Maar ik wil er niet meer over spreken, je zult vandaag nog zelf zien, dat je mij een gruwelijk onrecht aandoet. Wij gaan nu direct naar Tarani's woning - Tarani is nl. om tien uur op vrije voeten gesteld. Onze trouwe Galeozzi heeft me twee berichten gestuurd - één om acht uur, dat de papieren van het ministerie zo juist waren aangekomen en dat hij Tarani mijn brief heeft laten toekomen - en een tegen kwart over tien - dat Tarani toen de gevangenis verliet en dat hij hem nog eens op het hart gedrukt had, om zijn huis niet te verlaten, voor hij mij gesproken heeft. Hij zit nu thuis zeker met brandend ongeduld op ons te wachten. Haast je dus een beetje!’ Ik verrichtte alle bewerkingen in record-tempo en bevond mij tegen half twaalf al in de voorhal. Donald liet aan signorina Elvira berichten, dat wij klaar stonden om uit te gaan en nam van Tonio een brief in ontvangst. Hij opende de enveloppe en liet mij de inhoud zien: twee reiskaartjes voor internationale treinen. ‘Wat heeft dat te betekenen?’ ‘Dat twee mensen op reis gaan - nogal duidelijk, zou ik zeggen!’ ‘Ja, maar wie?’ ‘Signorina Elvira Corelli en signor Mario Tarani. Ze vertrekken met de trein van 12.55 naar de Franse Rivièra, naar Nice.’ ‘Aha’. - Toen zag ik Elvira aankomen. Ze was gekleed in een wandel-toilet en droeg alleen een klein tasje. Dààrmee zou ze toch niet op reis gaan? ‘Waar is haar bagage, Donald?’ | |
[pagina 178]
| |
‘Die heeft ze nog niet klaar gemaakt. Omdat ze nog niet weet, dat ze over ruim een uur vertrekt!’ ‘Wèèt ze niet...?!’ ‘Neen, het leek me beter, om het haar nog niet te vertellen. Houd dus voorlopig je mond over deze zaak, begrepen! ... - Morgen, juffrouw Corelli... we gaan een kleine wandeling maken. Ik dank U, dat U onze uitnodiging hebt aangenomen.’ ‘Ik ben werkelijk nieuwsgierig, wat U mij te vertellen hebt, mr. Grabley! 'k Hoop, dat het iets goeds is.’ ‘Dat is het zeer zeker.’ Hij zweeg even. Dan - scherp en duidelijk: ‘Uw verloofde, mr. Tarani, is vanmorgen op vrije voeten gesteld.’ Ze bleef even staan. Met open mond en een nietbegrijpende trek op haar gezicht. ‘En dat zegt U me nù pas??!!’ ‘Omdat ik wou, dat U samen met ons er heen ging - naar zijn woning. Het is beter zo. Ik moet U nl. verzoeken, om dadelijk na het weerzien samen met hem in een taxi te stappen en...’ ‘...en...??’ ‘En naar het station te rijden. Hier hebt U twee kaartjes - voor Nice. Twee kamers in het Ritz-hotel zijn al besteld.’ Elvira was - ik kon het me best begrijpen - totaal verbluft. ‘Ik begrijp U werkelijk niet... moet ik op reis gaan... zo plotseling... thuis weten ze er niets van... ik heb geen stukje goed mee... waarom dan toch - mr. Grabley - waaróm?’ ‘Omdat Uw verloofde in levensgevaar verkeert - elke seconde kan voor hem noodlottig worden. Hij weet te veel.’ ‘Hij weet niets. Hij méént hoogstens iets te weten.’ Donald keek haar even aan. ‘Guglio Vismara heeft ook niets geweten. En tòch... tòch vond de m.a.d.s. het veiliger, om hem uit de weg te ruimen.’ | |
[pagina 179]
| |
‘Ja, maar U begrijpt dat ik toch niet zo maar weg kan - zonder iets te zeggen, zonder bagage. Dat is toch onzinnig, mr. Grabley!’ - Maar na vijf minuten, na een lange woordenstrijd gaf ze tenslotte toe: ‘Goed dan, ik zal gehoorzamen. Ik hoop slechts, dat U het gevaar niet overdrijft.’ Toen stopte de taxi - wij waren even na het verlaten van de villa in een taxi gestapt - en wij bevonden ons bij Tarani's woning. ‘Dus nog eens: U vertelt hem niets van het dreigende gevaar, zegt alleen, dat U onmiddellijk naar Nice vertrekken moet. Uw moeder bevindt zich daar en is plotseling ziek geworden.’ ‘Ja, mr. Grabley,’ zei ze gehoorzaam. We liepen haastig de trappen op. Stonden even later, hijgend en naar adem snakkend - voor de deur, waarop het plaatje: ‘M. TARANI’ bevestigd was. Donald belde. Niemand kwam open doen. Hij belde nog eens, nu lang en dringend. Er werd een kijkgaatje in de deur geopend. Een effen stem zei: ‘Signor Tarani kan nu niemand ontvangen!’ ‘Ja, maar voor ons maakt hij een uitzondering. Zeg maar, dat signor Grabley en dr. Feitsma er zijn.’ ‘O, dat is dan in orde. De heren worden verwacht!’ Hij opende de deur en liet ons binnen. 't Was Luigi, de trouwe kamerdienaar van Tarani. We werden in de salon gelaten en Luigi ging zijn meester roepen. We wachtten, - één minuut, twéé minuten, drie minuten... Niemand kwam binnen. Toen hoorden we iemand op de gang hollen, - Luigi kwam met een vreemdverwrongen gezicht de kamer binnenvallen: ‘Signor Tarani... is... is... verdwenen!!!!’ We sprongen op. ‘Màn!’ schreeuwde Donald, - ‘dat is toch onmogelijk! Je bent gek! Hij zal in een andere kamer zijn! Of op het toilet!’ ‘Ik ben óveral geweest, mr. Grabley - óveral, | |
[pagina 180]
| |
OVERAL!! Hij is er niet, - hij is verdwenen, - wèg, - spoorloos - Ik snap het niet...’ ‘We zullen sámen nog eens gaan kijken,’ zei Donald tenslotte. En kamer voor kamer, - hij was er niet. We keken in alle mogelijke hoekjes. Ja, - 't was eigenlijk onzinnig - ook in kasten en achter zekere meubelstukken. Signor Tarani wàs weg en blééf weg... Spoorloos uit zijn woning verdwenen... ‘Te gek om waar te zijn,’ zei Elvira, - en ze had gelijk! ‘Laten wij deze zaak rustig onderzoeken’, kwam Donald met een verstandig voorstel aanzetten. ‘De zaak moet toch een logische verklaring hebben, hoe “gek” ze er ook op het eerste gezicht mag uitzien. Punt één dan, Luigi, - is het mogelijk om ongemerkt de woning binnen te komen? Door de deur met een loper te openen, bedoel ik.’ ‘No, signore... eh... nee, mr. Grabley, ... er zitten twee stevige grendels, die men van buiten niet kan wegschuiven.’ ‘Dat is dus onmogelijk. Punt twee dan: Heb jij de deur altijd zelf geopend, toen er gebeld werd? Was er veel bezoek? Wiè is er geweest?’ ‘Als er gebeld werd heb ìk natuurlijk de deur geopend. Er was geen bezoek vandaag - alleen de kruidenier kwam zijn boodschappen brengen. Dat was de enige keer hedenmorgen, dat de deur geopend werd.’ ‘Mooi. Punt drie dan: Zou jij in jouw kamer...’ ‘...ik verblijf altijd in de keuken. Het keukenmeisje is... eh... mijn verloofde - begrijpt U...’ ‘Ik begrijp! Dus: zou jij in jouw keuken kunnen horen, als er iets in de kamer van mijnheer gebeurde? Een worsteling of schot?’ ‘Een schot zou ik horen. Maar een worsteling... nee, die niet, - U moet rekenen dat die lange gang er tussen ligt.’ ‘Dus is het mogelijk, dat zoiets heeft plaats gehad!’ ‘Ja, maar - hoe moet een vreemde hier binnengedrongen zijn??’ | |
[pagina 181]
| |
Donald dacht even na: ‘Ja, dat is duidelijk,’ zei hij dan. We keken hem verwonderd aan. ‘Dat is duidelijk en verklaarbaar,’ vervolgde hij, ‘als we bedenken, dat de m.a.d.s. zich reeds eenmaal toegang wist te verschaffen! Weet je nog, Johny, toen “hij” er voor zorgde, dat de politie, na de arrestatie van Tarani, enige gestolen voorwerpen hier kon vinden! “Het mysterie van de sleutel”, hebben we dat genoemd.’ ‘Ja, - je noemde het toen een belangrijke aanwijzing..’ ‘...dat is het ook. Miss Corelli, - wie kent het geheim van het letterslot? Het letterslot van Uw particuliere kluis, waarin U de sleutel van Tarani's woning bewaart.’ ‘Dat kent niemand, mr. Grabley - als U daaraan denkt, bent U zeker op het verkeerde spoor!’ Luigi hoorde het gesprek met een verwonderd gezicht aan. ‘U sprak over een man achter de... wàtte?’ ‘Later, Luigi, - we moeten nu verder gaan met ons onderzoek. Ik meen, dat we het volgende mogen aannemen: de m.a.d.s. heeft zich toegang verschaft tot de woning, heeft Tarani overvallen, - en is dan met het lichaam de straat op verdwenen, - waar een taxi gereed stond.’ ‘Nee, mister, onmogelijk,’ vond Luigi, - ‘U moet nl. weten, dat aan de deur een alarm-inrichting is verbonden. Zodra ze geopend wordt - óók met een sleutel - gaat een bel-geluid door het hele huis. Alleen als de deur van binnen-uit geopend wordt, blijft het alarm uit. Wat U dus beweert, kan zeker niet mogelijk zijn!’ ‘Tenzij,’ voegde Donald er rustig aan toe, ‘de m.a.d.s. reeds vanmorgen, vòòr jouw komst, in de woning aanwezig was!’ ‘U gelooft blijkbaar, dat ik pas vanaf vanmorgen hier ben. Maar dat is niet zo, ik ben hier al drie dagen, ook het keuken- en kamermeisje. Eén van ons was altijd in de woning, dus als U gelijk hebt, - nl. dat de “man” reeds vóór onze komst in de woning was - dan moet hij hier al drie dagen ononderbroken aanwezig zijn. En dat is...’ | |
[pagina 182]
| |
‘Op zijn zachtst gezegd: niet geloofwaardig. Je hebt gelijk Luigi.’ ‘Dus je bent schaak-mat gezet, Donald,’ concludeerde ik. Hij knikte. ‘Ja, tenzij...’ ‘Tenzij...’ vroegen Elvira en ik. ‘Er iets nòg meer ongelooflijks gebeurd is. Dat signor Tarani zèlf, uit eigen wil, de woning verlaten heeft!!’ ‘Dàt is al helemaal idioot,’ meende ik. ‘Zeg het niet te vlug, Johny! Mr. Luigi, zeg jij me eens, of mijnheer Tarani vandaag getelefoneerd heeft!’ ‘Ja, dat heeft hij - een heel lang gesprek.’ ‘Met wien?’ ‘Weet ik niet.’ - Met een beledigd gezicht: ‘U moet niet denken, dat ik aan de deur luisterde!’ ‘Denk ik ook niet, beste man. Ik heb óók niet aan de deur geluisterd, en tòch weet ik - méén ik te weten: met wien hij gesproken heeft. Met den m.a.d.s. in hoogst eigen persoon!!’ ‘En wat dan nog? Jij had hem toch geschreven, dat-ie met niemand uit mocht gaan. Laat staan, dat hij zich zou laten overhalen, om uit eigen beweging het huis uit te gaan!’ ‘En tòch is het zo gebeurd! Dat bewijst weer, dat hij de persoon zó boven alle verdenking verheven vond, dat-ie ondanks mijn duidelijke en uitdrukkelijke waarschuwing op “zijn” voorstel inging.’ ‘Ja, maar...’ begon Elvira. ‘Miss Corelli - nu is geen tijd voor praten. Nu moet onmiddellijk en energiek gehandeld worden. Het leven van Uw verloofde hangt aan een zijden draadje. Hopenlijk komen we niet te laat!’ ‘O, God, - wat zullen de kerels met hem uitvoeren? En hoe weet U waar ter wereld U hem moet zoeken?’ ‘Ik weet natuurlijk niets met zekerheid. Ik kan slechts gissen, - al bestaan zeer redelijke gronden voor mijn veronderstelling: we moeten hem in Napels zoeken!’ ‘In Napels?? Waarom?’ | |
[pagina 183]
| |
‘Dat kan ik U nu niet vertellen...’ ‘Maar dat is vier-en-twintig uur sporen!’ ‘Er bestaan ook vliegtuigen!’ - Toen viel hem plots iets in. ‘U... U hebt toch een eigen vliegtuig!!’ ‘Ja, maar dat is sinds enige dagen defect. Het wordt gerepareerd op een landgoed van Vader, waar onze piloot een werkplaats ingericht heeft.’ ‘Dan bestaan er toch zeker àndere vliegtuigen! Miss Corelli, - in drie uur zijn we te Napels!’
* * *
We hadden geluk. We moesten niet eens op het lijnvliegtuig wachten, maar konden met een sport-vlieger mee, die zich, tegen betaling van een heel behoorlijke som, bereid verklaarde ons naar Napels te brengen. Enige minuten na vieren landden we op het Napelse vliegveld. We reden dadelijk de stad in, - niet rechtstreeks naar het ‘café’, maar slechts naar het centrum van de stad. Donald zocht een politie-bureau op, waar hij een tiental minuten doorbracht. Dan kwam hij naar buiten met een inspecteur in burger. ‘Voor de ontmaskering van den m.a.d.s.!’ verklaarde hij. En dan tot Elvira: ‘Het spreekt vanzelf, dat U niet mee kunt gaan, miss Elvira. U gaat maar op het terras van het Palace-hotel zitten en wacht daar op ons. Zodra we Uw verloofde gevonden hebben, zullen we onmiddellijk hierheen komen. En jij, Johny, ga je mee?’ ‘Wat dacht je?!’ ‘Nou, als je liever geen levensgevaar loopt, zou ik het best kunnen begrijpen! Er zullen wel een aantal kogels door de lucht vliegen, daar kun je zeker van zijn! Dus - sta je er op je leven te riskeren?’ ‘Ja, natúúrlijk!’ ‘Dan gaan we dus. - Miss Corelli, tot weerziens, - mèt signor Tarani!’ Wij stapten haastig weg. De nauwe straatjes door, die steeds nauwer werden. Het labyrinth van stegen en steegjes | |
[pagina 184]
| |
met de onwelriekende geuren. Met iedere stap nader tot het ‘café’, tot de verblijfplaats van den m.a.d.s.... ‘Revolvers geladen?’ informeerde Donald nog eens. We keken onze schietwapens weer na. Ja, alles was in orde. Drie revolvers met ieder twaalf patronen waren voor gebruik gereed... in het café... Het café. Het scheve, weggezakte huisje. De verveloze deur. De twee kerels met misdadiger-tronies. Ze herkenden ons natuurlijk niet, omdat we nu zonder vermomming waren. ‘Signori??’ vroegen ze, - met een ietwat dreigende intonatie en zeer verdachte blikken naar den inspecteur. Er was in zijn houding ook iets, dat den politieman deed herkennen en de beide heren hadden er uit de aard der zaak een fijne neus voor! Donald keek onschuldig naar de hemel en mompelde: ‘Bianco è la piu bella tinta’Ga naar voetnoot*). ‘Aha, de heren komen voor... U begrijpt me! Maar dat is... hm... dat is er niet meer. Dat was er eigenlijk nooit! 't Was maar een grapje!’ ‘Wàt was een grapje?’ informeerde ik. De heren wantrouwden ons! ‘Nou, - als ze U verteld hebben, dat hier het een of andere spel werd gespeeld. 't Is hier een absoluut gewoon café.’ ‘Maar in de gróte záál??’ Ik gaf hem een knipoogje. ‘Ook dààr.’ ‘Dan willen we dat toch graag zien!’ mengde de inspecteur zich in het gesprek. ‘Als U dus wilt voorgaan?’ ‘Zoals U wilt, heren!’ De beide kerels gingen ons voor... Zouden ze ons, nu ze ons wantrouwden, werkelijk naar de speelzaal durven brengen? Als het maar geen valstrik was! Oppassen! Hand op de revolver! We keken elkaar alle drie even aan. En we begrepen elkaar! | |
[pagina 185]
| |
Het cafétje vooraan, met zijn wolken van tabaksrook en doordringende jenever-geuren. Een der kerels klopte op de wand. Een stuk muur draaide weg. Weer de gang. Weer geklop. De speelzaal... In één blik zagen we de verandering. Géén roulette-tafels, géén nerveuze spelers, géén geld-opstrijkende croupiers. In plaats hiervan: een stel kleine tafeltjes, waarachter dames en heren zaten te... bridgen!! Bridgen!! Onschuldiger kon het al niet!! ‘Verd...’, vloekte Donald. ‘De kerels aan de deur hebben ze toch op de een of andere manier gewaarschuwd!’ ‘Yes,’ zei de inspecteur, ‘op de gebruikelijke manier, door een bel-signaal!’ Ondertussen was de ‘leider van den bridge-cursus’ op ons toegetreden, met de vraag, of wij ons als leden wilden opgeven! De inspecteur antwoordde dat wij slechts wat wilden rondkijken en ons later nog wel bij hem zouden melden. Waarop hij ons rustig liet staan en naar zijn tafeltje terugkeerde... ‘De kerels willen niets tegen ons ondernemen,’ merkte de inspecteur op. ‘Omdat zij denken, dat wij slechts een onbescheiden kijkje in de speelzaal wilden nemen. Ze kunnen zich natuurlijk niet voorstellen, dat drie mannen een inval zouden durven wagen in de “kantoorruimten”’. - Donald zweeg even. Dan, energiek: ‘Hiervan zullen we nu profijt trekken bij ons plan-de-campagne. Wij zullen alle drie slechts doen, alsof wij uit alle macht willen proberen te ontdekken, waar de speeltafels zijn. Ongemerkt zullen we dan naar de twede zaal toesluipen. Vóór de anderen weten wat er gebeurt, rennen wij naar de gangdeur en vallen de kamers binnen. Denk erom: dadelijk revolvers trekken!’ Zo gebeurde het. Wij liepen van tafeltje tot tafeltje, - deden net, of we er ònder wilden kijken; speurden in hoeken en achter meubels en waren toen de zware portières genaderd, die de opium-zaal afsloten. We keken elkaar aan. Donald gaf het sein met z'n ogen. En in | |
[pagina 186]
| |
eenzelfde seconde waren wij reeds in de volgende zaal!! We trokken de revolvers en race'ten op de gang-deur toe. Donald opende haar. Zwarte duisternis. Toen - een stem: ‘Ga kijken, wat die kerels in de speelzaal uitvoeren.’ Stappen in onze richting... Donald trok zijn zaklantaarn en schreeuwde tegelijkertijd: ‘Sta of wij schieten!!’ Stilte... Achter ons kwam de ‘leider van den bridge-cursus’. Wij verzochten hem vriendelijk, doch dringend, om zich wat meer naar voren te begeven. Hij gehoorzaamde dadelijk... Donalds lichtstraal zocht de personen af: Een woeste kerel met Napolitaans gezicht... Zijne Excellentie Baranzo... Een breed-geschouderde man... ...‘O, God!’ riep ik uit en sloeg de hand aan het voorhoofd... ...want ik keek in het gezicht van... ...SIGNOR CORELLI...!!! |
|