| |
| |
| |
Hoofdstuk XIV.
De ontmoeting met den m.a.d.s.
De politie liep er niét in!
In enkele minuten stelde de commissaris vast, dat hier van zelfmoord geen sprake kon zijn. Dit was moord, - duidelijk en onmiskenbaar moord.
Toen zag ik Corelli voor het eerst zijn zelfbeheersing verliezen.
‘O, God, - wat heeft dat te betekenen?!’ riep hij uit. ‘Eerst de diefstal, - nú moord! Er gebeurt iets in mijn huis; iets dat ik niet begrijp, maar dat ik duidelijk voel. Iets geheimzinnigs en iets dreigends...’
De commissaris liet hem niet verder spreken.
‘Signor Corelli, - kalm als 't u blieft. Wij zullen onmiddellijk een onderzoek instellen. Volgt U me, heren.’
Met energieke tred stapte hij op de kamer af, waar het hele gezelschap verzameld was. De commissaris nam plaats in een stoel en begon de ondervraging, met korte, duidelijke zinnen.
't Resultaat was natuurlijk, dat hij ons aller alibi vaststelde. We waren in de Scala geweest, - konden geen enkele aanwijzing geven.
Dan kwam het personeel aan de beurt.
De hele avond waren ze in de keuken geweest. Ze hadden niets gehoord. Noch dat iemand het huis binnenkwam, noch dat een schot afgevuurd was.
‘Daaruit volgt,’ stelde de commissaris vast, ‘dat de dader in het bezit van een huissleutel was. Wie heeft er een?’
‘Wij allen, zoals U ons hier ziet, - en dan nog signor Sibilio.’
| |
| |
‘Waar is signor Sibilio op het ogenblik?’
‘Ik geloof dat hij naar Turijn is, voor een zakengesprek.’
‘Dank U.’ - Hij noteerde iets in een klein boekje.
Op dat ogenblik kwam een heer de kamer binnen, - voorafgegaan door Pasquale.
‘Voor den commissaris!’ kondigde hij aan.
‘Hallo - iets nieuws?’ vroeg de politieman. De beide mannen spraken een tijdje fluisterend.
‘Ik verneem, dat signor Sibilio vanavond een bezoek gebracht heeft aan Tarani. Daarna is hij naar het station vertrokken.’
‘Zo?’ verwonderde zich Corelli, ‘hij heeft er mij niets van gezegd, dat hij Tarani nog wilde bezoeken.’
‘In elk geval was hij dus niet in de villa. Dan hoor ik, dat U, signor Corelli, een patient hebt afgeleverd in de particuliere kliniek van dr. Graziani. Klopt dat?’
‘Ja, zeker.’
‘Tenslotte verneem ik -’ hij wendde zich met een ruk naar de plaats, waar Donald en ik stonden - ‘dat U, mr. Grabley en U, dr. Feitsma, hedenavond met een taxi - No. 37867 - naar de villa zijt gereden!
‘Dat klopt ook,’ antwoordde Donald rustig, ‘ik voelde mij onwel en haalde daarom een paar poeiers.’
‘Aha. En waarom hebt U dat verzwegen?’
‘Omdat deze toevallige omstandigheid allicht in verband gebracht zou kunnen worden met het gebeurde.’
‘Ja, maar - hoe kunt U het verantwoorden, dat U juist in deze omstandigheden gezwegen hebt. U kunt toch allicht iets opgemerkt hebben, dat voor ons van belang is...’
‘Ik heb niets opgemerkt. Anders zou ik het gezegd hebben. Daarvan kunt U overtuigd zijn.’
‘Hm, - goed - wij spreken elkaar nog in elk geval, mr. Grabley!’
Donald maakte een stijve beweging.
‘Ik ben ten allen tijde tot Uw beschikking, mijnheer de commissaris!’
| |
| |
De beide inspecteurs en hun chef stonden op.
‘Dames en heren, ik dank U. Ik heb nog één dringend verzoek: laat niemand van U de bewuste kamer betreden. Morgenochtend - of juister: hedenochtend te acht of negen uur zal hier de dactyloskopische dienst zijn werk komen doen.’
‘Goed, mijnheer de commissaris,’ zei Corelli. ‘Bij deze gelegenheid zou ik U willen vragen, wanneer Tarani eindelijk vrij komt.’
‘Ik hoop, dat dit morgen reeds het geval zal zijn. Ik verwacht met de ochtendpost de gevraagde papieren van het ministerie van Justitie.’
‘Dank U!’
De commissaris en de beide inspecteurs vertrokken; het gezelschap ging uiteen - met een eigenaardige blik naar ons beiden. We deden, of we niets merkten en verzochten Corelli direct terug te komen, omdat we iets zéér dringends te bespreken hadden.
‘Moet het absoluut direct gebeuren?’ vroeg hij, half verwonderd en half wantrouwend. Hij dacht bepaald, dat we hem een bekentenis te doen hadden! Hij zou in elk geval over enkele minuten terug zijn.-
‘Nu komt dus het gesprek met den m.a.d.s.’ zei ik, met een zucht van verlichting. Het hele onderzoek had ik met veel ongeduld gevolgd. Nu zou het dan gebeuren...
‘Ja,’ antwoordde Donald kort.
‘Zeg,’ vervolgde ik, ‘ik begrijp werkelijk niet, waarom je nog aarzelt met de ontmaskering van den m.a.d.s.’
Hij trok ongeduldig zijn schouders op.
‘Dat heb ik je toch al meer dan eens meegedeeld. Ik wil wachten, tot Tarani in veiligheid is.’
‘Ja, dat heb je gezegd en ik heb 't voor goede munt opgenomen. Intussen heb ik nog eens over de zaak nagedacht. Jij had met den commissaris kunnen spreken, dan had-ie Tarani nog even vast kunnen houden. En in de gevangenis was hij toch zeker het veiligst opgeborgen!’
Donald glimlachte.
‘Waarachtig, Johny, je laat je niet meer zo bedotten
| |
| |
als in het begin! Je hebt volkomen gelijk. Als ik wil dat Tarani in vrijheid en dan in veiligheid gebracht wordt, dan heb ik er een àndere reden voor. Ik kan je echter werkelijk niet zeggen, wat het dan wèl is. Je moet nog korte tijd geduld hebben. Misschien maar één dag, misschien...’
Op dat ogenblik trad Corelli binnen. Met een gezicht, dat niet zeer vriendelijk stond. ‘Ja, heren, wat hebt U mij nu mee te delen?’
‘Ik moet U helaas meedelen,’ begon Donald, lachend om zijn geprikkelde toon, ‘dat het uur van slapen voor U nog steeds niet is aangebroken.’
‘O, ja?’ vroeg de ander verwonderd.
‘Wij - U, dr. Feitsma en ik - hebben nl. een uitnodiging gekregen, om een zekere plaats op te zoeken.’
‘Ik dènk er niet aan!’
‘Kalm, mr. Corelli, - de persoon, die deze uitnodiging tot ons gericht heeft, is alleszins interessant en respectabel!’
‘Al was het de Koning in hoogst eigen persoon!’
‘'t Is een koning - althans op zíjn gebied - 't is: de m.a.d.s.!’
Corelli's mond zakte open. ‘Nù?!’ verbaasde hij zich. ‘U schertst toch?’
‘Ik begrijp Uw verwondering; het voorstel van den m.a.d.s. is alleszins verrassend en origineel. Hij biedt mij 5.000 Pond aan, àls ik het onderzoek opgeef.’
‘En wat heb ìk er mee te maken?’
‘Dat weet ik nog niet. In elk geval ben ik er voor, dat we zijn voorstel aannemen. En ik zou het op hoge prijs stellen, als U meeging.’
‘Dat is toch wel een beetje te veel van me verlangd! Ik ben een zakenman; een nuchtere zakenman, die zich hoogstens te buiten gaat aan een detective-boek. Maar dat ik daarom een onzinnig voorstel van een geheimzinnig individu zou aannemen. Het is toch wèl te veel, mr. Grabley!’
Ik kon signor Corelli geen ongelijk geven en ook Donald zei:
| |
| |
‘U hebt gelijk; dat voorstel klinkt nogal romantisch-ongelooflijk. En als ik U de verdere détails meedeel, zult U in Uw mening slechts gesterkt worden. - Wij moeten ons nl. naar een zij-straatje in deze buurt begeven, waar ons een auto zal wachten. Wij moeten daarin plaatsnemen en op erewoord beloven, dat we de néérgelaten gordijntjes niet zullen aanraken. Dan zullen wij tot den m.a.d.s. gebracht worden...’
‘...om nooit weer terug te keren!’ voleindigde Corelli droogjes. ‘Misschien zal U de detective-practijk gewend hebben aan zulke tochtjes, - ik dènk er niet aan, om mijn leven te gaan wagen in zulke fantastische ondernemingen. Als U er niets tegen heeft, zal ik de politie opbellen en haar in kennis stellen van deze onbeschaamde uitnodiging. De commissaris zal er zeker veel belangstelling voor hebben!’
Donald schudde zijn hoofd.
‘De politie zal niets kunnen doen. Vóór zij arriveert, zal de auto reeds verdwenen zijn. Zó dom zijn de mensen van den m.a.d.s. niet, - ze houden zeker ook rekening met deze mogelijkheid. Aan de andere kant interesseert het mij niet weinig, wat deze ons zal hebben te vertellen.’
Corelli dacht even na.
‘Goed, - ik ben bereid tot een compromis. Wij gaan naar het bewuste zij-straatje en zeggen aan den bestuurder van de auto, dat hij den m.a.d.s. moet gaan halen! Wij zullen daar wachten!’
‘Top!’ accepteerde Donald en wij gingen de straat op.
De nacht ging al ten einde; er hing een zwart-grauwe schemering. Natuurlijk was geen mens te bekennen en wij stapten flink door. De straat af - de hoek om - een smaller straat in - weer een hoek om. We stonden in een smal zij-straatje. In de verte was een zwarte schaduw zichtbaar: de auto. Donald stak de hand in zijn zak en ik volgde zijn voorbeeld. Vier en twintig patronen stonden te onzer beschikking. Corelli hadden we tussen ons in genomen.
Toen wij dichterbij kwamen werd het portier geopend
| |
| |
en een breedgeschouderde man stapte uit. ‘Signor Grabley?’ vroeg hij.
Ik begreep dat de man slechts Italiaans verstond en nam daarom het woord.
‘Ja, signor Corelli, signor Grabley en ik, dr. Feitsma, zijn gekomen. Wij willen echter niet mee. Als de “baas” ons spreken wil, moet hij hierhéén komen.’
De man trok zijn schouders op. ‘Ik zal het zeggen. Als hij komen wil, zal hij in uiterlijk 10 minuten hier zijn.’ - Hij sprong weer in de auto en reed weg.
Nog geen tien minuten later hoorden we de auto reeds aandreunen. Hij reed snel en stopte met een ruk voor de plaats, waar wij ons opgesteld hadden. Het portier werd geopend; twee breedgeschouderde, hoge mannen stapten uit. We konden hun gestalten slechts flauw onderscheiden, toch maakten ze een zeer respectabele indruk - wat hun lichaamskracht betreft. Een derde man stapte uit; klein, slanke gestalte; zwart masker voor het gezicht.
‘Ik dank U voor Uw komst, mijne heren,’ begon hij, - in 't Engels, - op licht ironische toon. ‘Ik had U liever bij me thuis gehad, - het gesprek ware dan aangenamer geweest. Nu zal ik mij tot het aller-voornaamste moeten beperken. Mijn argumenten zijn echter zó overtuigend, dat een lange discussie onnodig zal zijn.’
Hij zweeg even. Ik lette meer op dat eigenaardige beeld, dan op zijn woorden; dat beeld van twee Herculische gestalten, - twee massale schaduwen, - en er voor het slankere figuur van den gemaskerden man. In de diepe schemering maakte het een zeer eigenaardige indruk; fantastisch en onwerkelijk.
‘De zaak is,’ vervolgde de m.a.d.s., ‘dat mr. Grabley een te grote belangstelling voor mijn zaak begint te tonen. Natuurlijk zou het mij niet moeilijk vallen, mr. Grabley uit de weg te ruimen; zolang ik echter kans heb om de zaak in der minne te schikken, ga ik slechts ongaarne tot de “laatste maatregel” over.’
‘En de dood van Guglio Vismara?’ informeerde Donald, koud-spottend.
| |
| |
‘Die had door een toeval te veel ontdekt. Hij betekende een onmiddellijk gevaar, - moest daarom uit de weg geruimd worden. U ziet, dat wij niet aarzelen, als het nodig is!’ - De toon was licht-ironisch; over de moord werd gesproken als over een vanzelfsprekende zaak!-
‘Ik wil dus nog eens mijn voorwaarden herhalen:
U ontvangt 5.000 Pond, indien U onmiddellijk vertrekt en op erewoord belooft zich niet meer met de zaak te bemoeien, noch door derden verdere naspeuringen te laten doen.’
‘Aha - en als ik dat niet accepteer?’
‘Dan kunt U binnen korte tijd een kogel door Uw hoofd geschoten hebben, evenals Uw vriend dr. Feitsma, die blijkbaar evenveel weet als U. Tenslotte zullen er ook in de villa Corelli, waar ik me op elk uur van de dag of de nacht toegang kan verschaffen - enkele onaangename dingen gebeuren. Mocht U dus al zo heldhaftig zijn, om het gevaar voor Uw eigen persoon niet te vrezen, - U zult wel genoeg verantwoordelijkheidsgevoel hebben, om Uw gastheer en vriend niet onnodig in gevaar te brengen.’
‘Aha,’ - constateerde Donald ironisch, ‘nù begrijp ik, waarom zij mee moesten. Om een pressie op mij uit te oefenen, dat ik Uw voorstel zal accepteren! Dat is zeer scherpzinnig, mr. X!’
De ander boog. ‘Dank U, mr. Grabley, voor 't compliment. En hoe luidt Uw antwoord?’
‘Ik zeg noch ja noch neen. Ik kan zo'n belangrijke beslissing niet zo maar één-twéé-drie nemen.’
‘Kom, zo moeilijk is het toch niet! Aan de ene zijde 5.000 Pond, aan de andere: gevaar, levensgevaar, voor U en Uw vrienden. Ik zou zo denken dat de keuze niet moeilijk is! Mr. Corelli, U als zakenman zult toch heel duidelijk de situatie moeten zien, - zegt U eens iets ten gunste van mijn voorstel.’
‘Hm... ik meen, - ik bedoel...’
‘Aha, ik begrijp U, mr. Corelli. U denkt waarschijnlijk aan de politie. Die zal U niet kunnen helpen. Als mr.
| |
| |
Grabley het niet accepteert, zal ik niet rusten voor ik het gevaar uit de weg geruimd heb. Denk er om, ik gebruik geen ijdele bedreigingen! Deze ontmoeting in een vale schemering moge nogal romantisch lijken, ik verzeker U dat de gevolgen van een weigering minder romantisch zullen zijn.’
Donald knikte. ‘Goed, mr. X. geeft U mij dan één dag bedenktijd.’
‘Accoord. Eén enkele dag. Dan gaat het hard tegen hard. Ik hoop dat Uw vrienden deze vier-en-twintig uur zullen gebruiken, om U tot een verstandig besluit te brengen.’
Hij boog - stapte in de auto. De beide mannen wachtten tot hij ingestapt was, - volgden hem dan, daarbij ons steeds het gezicht toekerend en - zoals we nu pas zagen: een revolver.
Even later was de grote, zwarte auto om de hoek verdwenen...
Corelli keek de wagen met een verbaasd gezicht na.
‘Ongelooflijk!’ zei hij en bracht de hand aan zijn voorhoofd. ‘Absoluut ongelooflijk! Misschien zou het in Amerika mogelijk zijn, - maar in Europa? Ongelooflijk, ongelooflijk, ongelooflijk!’
Donald glimlachte zacht.
‘Er lijken zo veel dingen ongelooflijk! En toch zijn ze - werkelijkheid, realiteit.’
‘Om U de waarheid te zeggen, - ik heb eerder het gevoel dat ik droom!’
‘En wat zegt U van het ultimatum?’
‘Op het ogenblik zeg ik niets, want ik ben niet in staat te denken. Morgenochtend zullen we er nog wel uitvoerig over spreken. Of liever: morgenmiddag, - want ik heb 's ochtends een conferentie. Om tien uur moet ik al op kantoor zijn - ik hoop dat ik nog tijdig wakker word!’
- Enige minuten later waren we in onze kamers.
‘Welke indruk heeft de m.a.d.s. op je gemaakt?’ vroeg Donald.
| |
| |
‘Van een machtig, zeer geslepen, gewetenloze schurk, die tot alles in staat is, als hij zich in 't nauw gedreven voelt.’
‘Zeer interessant! Overigens wil ik je wèl zeggen, dat die man, die met ons gesproken heeft...’
‘Ja?’
‘...dat hij NIET de m.a.d.s. was!’
‘Was hij niet de m.a.d.s.??’
‘Nee, - dat was niemand anders dan Zijne Excellentie Baranzo!’
‘Ja, waarachtig, - nou je het zegt, schiet me te binnen dat ik ook een indruk van bekendheid gekregen had. Ja, hij was het!’
‘En hij is - zoals je al weet - niet de m.a.d.s.’
‘En dat hele gesprek dan...’
‘Was werkelijk ernstig bedoeld. Ze voelen, dat ik ze op het spoor ben en proberen me met een zoet lijntje er van af te trekken. Ik heb één dag bedenktijd gevraagd, omdat Tarani morgen vrij komt. Ik zal hem en Elvira dadelijk naar de trein brengen - naar Frankrijk - en dan, op diezelfde dag nog, den m.a.d.s. ontmaskeren. Morgen is dus het einde van de zaak. Morgen wordt het mysterie opgelost. Morgen, Johny...’
Morgen!!
|
|