De man achter de schermen
(1938)– Relham– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
Hoofdstuk VI.
| |
[pagina 64]
| |
hoofd gezet; mijn gezicht werd ingewreven met een licht bruine crème, waarna Donald zijn artistiek werk pas goed begon: een donker-bruine stift tekende bijna onmerkbare lijnen onder de ogen, bij neus en mond. Mijn goedgevuld gezicht kreeg nu nòg bollere wangen en dat, te zamen met de ‘kinderlijke blik’ - made Donald! - gaf mij het aanzien van een totaal ongevaarlijken, eendagje-ouder-wordenden heer. Toen ik nog het buitensporige gecoupeerde pak aantrok, dat Donald extra voor dit doel gekocht had, was de illusie van een specifiek Fransen tourist, zó volmaakt, dat dr. Johan C. Feitsma volkomen verdwenen was. ‘Bravo!’ prees ik enthousiast. ‘Niets anders dan routine!’ weerde Donald mijn lof af. ‘Dat kan iedere inspecteur van Scotland Yard, - al wil ik je wèl bekennen, dat de vermomming een onderwerp van mijn bijzondere studie is geweest.’ ‘Nou, zeg dat liever!’ Intussen was ook mr. Donald Grabley bezig te verdwijnen: er kwam een krasse, oude Engelsman, met een steile, grijze kuif, - een diep-doorgroefd, energiek gezicht; gekleed in een geblokt sportpak; een ‘Kodak’ in de hand. Het type van den Engelsen tourist, die consciëntieus alle bezienswaardigheden bezoekt en per dag minstens tien kiekjes maakt. ‘Mr. Jonathan B. Plumpth,’ stelde de Engelse tourist zich met krakende stem voor. Ik kon slechts bewonderend fluisteren: ‘Allemachtig!’ ‘Monsieur Dubois,’ kraakte mr. Plumpth, ‘wij zullen ons nu door de achterhal en de tuin naar buiten begeven. Wij hebben niet veel kans, dat we iemand op onze weg ontmoeten; de dames zijn nog in hun boudoirs voor de siesta; de heren zitten in de werkkamer; de bedienden zijn òf in de voorhal òf in de keuken.’ ‘En als we tòch iemand ontmoeten?’ ‘Dan is het nog lang niet zeker, dat men ons zal aanspreken: er lopen hier zoveel mensen in en uit! Mocht men ons echter wèl iets vragen, zo antwoord ik, dat wij | |
[pagina 65]
| |
gaarne de signorina zouden willen spreken. Die slaapt natuurlijk, zodat we “morgen” maar terugkomen!’ ‘D.w.z.: nooit!’ lachte ik. ‘O neen, als we werkelijk betrapt worden, dan moeten we juffrouw Elvira morgen heus en waarachtig een bezoek brengen. Zelfs zo'n kleinigheid mogen we niet veronachtzamen: de m.a.d.s. is zéér sluw en het rondzwerven van vreemdelingen zou hem zeker verdacht voorkomen. Intussen: ik geloof niet dat we nù de kans hebben iemand te ontmoeten.’ Hij stak een pijp op, gaf mij een doosje Franse sigaretten - zelfs aan zulke schijnbaar onbelangrijke détails had hij gedacht! - en wij slopen voorzichtig de gang op. Er heerste in het hele huis stilte. Men hoorde geen stappen. Geen mens bevond zich in dit gedeelte van de villa. Zo bereikten wij - via een tuinpad - een deur in het ijzeren hek en stonden op straat - net, toen de klok kwart over vier sloeg. Ik ademde op - pfff! - en was dolblij, dat er zich geen complicaties hadden voorgedaan. ‘Monsieur Dubois,’ proponeerde mr. Plumpth, ‘wij zullen op onze vrienden maar wachten in het café bij de villa!’ ‘Mij best!’ antwoordde monsieur Dubois en streek zijn snorretje op. ‘Stommeling!’ beet Donald me toe, ‘spreek Engels of Frans, maar géén Hollands!’ ‘Yes, mr. Plumpth,’ gehoorzaamde ik. Het café zag er uit als alle café's, die men zo veelvuldig in de Milanese buitenwijken aantreft: armoedig en niet overmatig zindelijk en het noodde niet bepaald tot plaatsnemen. Doch wat doet men niet in dienst van het Recht...?! Dus bestelde ik een café nero en keek tersluiks naar mr. Plumpth, die de ‘Times’ met grote ijver bestudeerde. De minuten vergingen traag en lusteloos: vijf, tien minuten - een kwartier. Niemand kwam het huis uit. Weer vergingen vijf minuten, toen piepte de poort van | |
[pagina 66]
| |
Corelli's villa en Pasquale kwam naar buiten. Pasquale? Wat ging hij doen? - Hij sloot de poort zorgvuldig en... kwam in rechte lijn op ons café af! Ik wou opspringen - maar juist op dat ogenblik ontmoette ik de dwingende blik van Donald en beheerste me nog net. Wèl ontdekte ik een plotselinge belangstelling voor de ‘Matin’, die de detective in mijn zak gestopt had; met beide handen hield ik de grote kranten-bladen voor mijn gezicht. Tersluiks naar mr. Plumpth glurend, ontdekte ik tot mijn schrik, dat hij breed-uit in z'n stoel zat en met opgeheven hoofd naar buiten keek. En toen Pasquale in de deur verscheen, commandeerde hij luid: ‘Camerrière!Ga naar voetnoot*) - nog een café nero!’ - Pasquale's blik streek even over zijn gezicht - mijn hart bonsde! - en dan liep hij onverschillig naar de toonbank toe. Met een pakje sigaretten in de hand kwam hij op z'n terugweg langs mijn stoel. Ik legde de krant neer - ook langs mij streek zijn onverschillige blik. Hij gaf geen enkel teken van herkennen. Donald en ik keken elkaar even aan. In onze ogen blonk zekerheid en triomf! We hadden de vuurproef schitterend doorstaan! Nauwelijks was Pasquale in het huis verdwenen, of signor Sibilio verscheen, met een vers opgestoken sigaret in de mond. Weer kreeg ik de indruk van een sympathieken, gemoedelijken heer. En dezen man ging Donald nu achterna? Ik was bang, dat het de moeite niet zou lonen! Ik moet eerlijk bekennen, dat ik op dit ogenblik alles-behalve vleiend dacht over detectives in het algemeen en Donald in het bijzonder... Mr. Jonathan B. Plumpth verhief zich langzaam uit z'n stoel, vouwde kalmpjes de krant op en wandelde rustig en waardig naar buiten. Ik benijdde hem werkelijk: voor mij was het sein voor vertrek nog niet gegeven. Weer dreinden een paar minuten voorbij - toen piepte de poort voor de derde keer en op straat verscheen met snelle stap: Zijne Excellentie, Gio- | |
[pagina 67]
| |
vanni Baranzo, (candidaat voor de titel van ‘man achter de schermen’!). Ik betaalde en ijlde naar buiten. De verveling viel in enen van me af. Mijn zenuwen spanden zich, ik voelde een energie en een kracht, die me zelf verbaasden. Even later zag ik de slanke gestalte van Baranzo voor me uitlopen. Een tram kwam in de verte aandrenzen en hij zette het op een lopen. Ik versnelde mijn tempo en kwam nog net op tijd, om me - met levensgevaar! - aan de stang van het achterbalkon vast te grijpen en met behulp van conducteur en passagiers belandde ik veilig in de wagen. Zijne Excellentie was vandaag merkwaardig zuinig geweest: de weinige dagen, waarop zijn moeder de volle beschikking over de auto had, gebruikte hij voor elke rit een taxi. En nu opeens... de tram? Zijn gezicht stond verre van vrolijk. Het kan zijn, dat het hem zeer onaangenaam te moede was, nu hij in een zich langzaam voortslingerende tram zat, waar hij toch aan de pijlsnel voortschietende auto's gewend was... Te meer, nu hij haast scheen te hebben. Hij had haast, geweldige haast! Nauwelijks hield de tram bij een zekere halte stil, of hij sprong er af en werkte zich handig door de chaos van auto's en voetgangers. Ik volgde hem op flinke afstand - zonder hem echter ook maar één moment uit het oog te verliezen! - en zag hem vijf minuten later met opgestoken kraag en diep in de ogen gedrukte hoed, - in een café verdwijnen. ‘Cafe Filippo’, las ik. Een van de exclusiefste lokalen in Milaan. Waarom had hij alle moeite gedaan, om zo ongemerkt naar binnen te slippen? Had hij misschien ook daarom - (om niet opgemerkt te worden) - maar geen gebruik gemaakt van een taxi? - In elk geval was dit méér dan een gewoon café-bezoek! Dertig seconden later stond ik n.l. voor de deur van het café en maakte een zeer onaangename ontdekking: Baranzo was nergens in de zaal te ontdekken! Toen ik met de ogen naar Zijne Excellentie zocht, | |
[pagina 68]
| |
maakte ik een twééde ontdekking, van aangename aard: Aan een der tafeltjes zat, breed-uit en met een genoeglijk gezicht; mr. Jonathan B. Plumpth! Dus: signor Sibilio was ook hier binnen gegaan! Waarom waren ze dan niet samen gegaan?? Daar zat weer iets achter! Ik nam plaats aan een tafeltje, dat aan dat van mr. Plumpth grensde. Donald vond het niet nodig, mij aan te spreken, zodat ik een kopje koffie bestelde - al weer! - en over de grote vraag nadacht: Waar waren zijne Excellentie, en blijkbaar ook Sibilio, verdwenen? Er was maar één uitgang, dat ontdekte men direct. Dus...? Een krant schoof langs mijn hand. Ik keek op. - Mr. Plumpth zat mij met onverholen spot aan te kijken en reikte me nu een nummer van de ‘Matin.’ Ik dankte met een hoofdknikje en sloeg dadelijk het twééde blad op, omdat ik begreep dat er op de éérste pagina voor mij geen nieuws zou staan. Daar vond ik het ook, - een klein briefje van Donald - let wel op z'n voorzichtigheid: er kwam geen een naam in voor: ‘Beiden verdwenen door deur van “Directie” - over vijf minuten sta je op - gaat naar deze deur en opent deze DIRECT - zònder te kloppen. Als ze op je komen aanstuiven, mompel je maar iets van “Toilette”. - Bekijk de kamer zéér nauwkeurig. Uiterst belangrijk.-’ Ik wachtte de voorgeschreven tijd en stond dan langzaam op. In enkele stappen was ik bij de aangeduide deur en - vóór een van de kellners me dit had kunnen beletten - opende ik haar met een ruk. In één blik nam ik alles op: Een kleine kamer. Twee schrijftafels vol paperassen. In de hoek een geopende brandkast. In de brandkast een rij wit-papieren zakken. Bij een tafeltje in het midden: Baranzo, Sibilio en twee onbekenden, met gebogen hoofden kijkend naar een hoopje wit poeder, dat op een stuk wit papier lag. Voor het zien van dit alles had ik nauwelijks meer dan | |
[pagina 69]
| |
één seconde nodig. 't Was maar goed ook, want dadelijk kwamen de vier heren op me aanstormen. Twee kellners schoten uit de zaal naar me toe. Van beide zijden een lawine van kwade woorden. Ik mompelde schaapachtig: ‘Excusez-moi. Je besoin la toilette.’ - Baranzo riep me een hoorbaar ‘idioot’ toe en ik kon hem geen ongelijk geven. Toen ik goed en wel van de gezochte plaats terug was - ik had er nu wel heen móéten gaan! - had mr. Plumpth zijn rekening al voldaan en gaf me een zachte wenk, om hem te volgen. Vijf minuten later wandelden mr. Plumpth en monsieur Dubois over de drukke straten, in een zeer levendig gesprek gewikkeld. Ik had Donald uitvoerig het tafereel van de directiekamer beschreven en hij knikte slechts met een gezicht van ‘dat-had-ik-wel-gedacht.’ ‘Je schijnt het nogal gewoon te vinden,’ begon ik het offensief, ‘dat de heren zoveel belangstelling tonen voor een zeker wit poeder.’ ‘Wat denk je, dat het was?’ ‘In elk geval géén zelfrijzend bakmeel!’ ‘Neen, dat was het zeker nièt,’ lachte hij, ‘als ik me niet heel erg vergis, dan was het...’ Hij aarzelde. ‘Je vraagt soms zó veel...’ ‘Maak je zin alsjeblieft af! Het was dus...’ ‘...Opium!! ‘Opium?! Opium?! Dat is toch onzinnig! Wat zouden zij - Sibilio en Baranzo met opium te maken kunnen hebben?’ ‘Nou, dan was het tòch zelf-rijzend bakmeel.’ ‘Ja, maar...’ ‘Vraag alsjeblieft niets meer, want ik antwoord toch niet. Als je ooit mijn helper wilt worden, moet je leren zelfstandig te denken!’ ‘Ja, maar ik kan toch niet zo maar in het wilde weg aan het denken slaan? Ik weet toch niet, wat het geval van vanmiddag met het geval-Tarani te doen heeft!’ | |
[pagina 70]
| |
‘Je zegt het verkeerd, mijn jongen: er bestaat slechts één geval: “man-achter-de-schermen”, - en daarvan zijn deze beide een onderdeel.’ ‘Wat betekent...’ ‘Ik zeg niets meer. Misschien wordt de situatie je op de duur nog duidelijker. Ik geloof, dat we binnenkort een nieuwe manifestatie van onzen m.a.d.s. kunnen verwachten!’ ‘Dan stel ik míjn onderzoek uit tot dàt tijdstip,’ besloot ik. ‘Succes,’ wenste mr. Plumpth met z'n krakende stem.
's Avonds, aan het souper, waren de heren Baranzo en Sibilio niet verschenen. Daarentegen aten de heren Grabley en Feitsma voor twéé. Blijkbaar hebben speurtochten een zeer gunstige uitwerking op de eetlust... Nauwelijks waren wij van tafel opgestaan, of signor Corelli verzocht ons mee te gaan naar zijn werkkamer. De politie had de woning van signor Tarani doorzocht en vanavond zou de commissaris het resultaat komen meedelen. - Voor Donald en mij was het natuurlijk de vraag, of de m.a.d.s. weer iets van zich had laten horen. De detective had zoiets voorspeld - zou hij een goede profeet blijken te zijn? Toen we even later in de fauteuils weggedoken zaten en genoten van de heerlijke sigaretten - door mij aan den gastheer cadeau gedaanGa naar voetnoot*) - informeerde Donald - en ik zag aan zijn strakke blik, dat hij het antwoord hierop zeer belangrijk achtte: ‘Mr. Corelli, ... als ik U vragen mag... heeft U nog stappen ondernomen, ten einde mr. Tarani vrij te krijgen?’ Onze gastheer scheen de vraag niet aangenaam te vinden. ‘Ja, ik heb met den commissaris gesproken. Doch van | |
[pagina 71]
| |
een invrijheidstelling kan absoluut geen sprake zijn, voor en aleer het onderzoek geheel afgesloten is.’ Donald knikte met een onverschillig gezicht en sloot even z'n ogen. Dan zei hij luchtigjes: ‘Och ja, zoiets levert altijd veel moeilijkheden op,’ en stapte daarna op een luchtiger onderwerp over. Een tiental minuten later kwamen de heren Baranzo en Sibilio binnen. Ze zagen er beiden nogal bezorgd uit en toen ze in het gesprek betrokken werden, gaven ze zulke verstrooide antwoorden, dat signor Corelli verwonderd vroeg, of er iets bijzonders gebeurd was. Sibilio mompelde iets van ‘Bijna een ongeluk gehad met een taxi,’ Baranzo knikte maar vaagjes en ze ademden opgelucht op, toen Pasquale den commissaris aankondigde. Na een onderdanig-beleefde groet aan signor Corelli - een genadiglijk knikje voor de rest, nam de dignitaris plaats en haalde uit zijn zak een lijvige agenda, die hij kalm en waardig opsloeg bij een zekere pagina, waar in regelmatig schrift iets opgetekend stond. ‘Signor Corelli... mijne heren, ... ik moet U in de eerste plaats meedelen, dat de verdachte met alle klem blijft ontkennen, ook maar iets met de zaak uitstaande te hebben. Uit de aard der zaak kan men van hem ook niet te weten komen, waar de gestolen juwelen en het geld gebleven zijn. Ook bij de huiszoeking heeft men ze niet ontdekt. Wèl echter vonden wij in een van z'n bureau-laden 'n paar voorwerpen, die tot de gestolen goederen behoren!! En wel dit:’ Hij haalde met omzichtige bewegingen een in vloeipapier gewikkeld pakje te voorschijn en begon het voorzichtig uit te pakken. We kregen twee voorwerpen te zien: een paarlen halsketting en... ik moest me met alle kracht beheersen, om 't niet uit te schreeuwen... een dasspeld: gouden leeuwtje, staande op vijf diamanten sterren! Deze speld had - volgens Pasquale - signor Sibilio op het feest gedragen!! Ik wierp een blik naar Donald. Die had z'n ogen enige seconden gesloten, dan keek hij weer kalmpjes en onver- | |
[pagina 72]
| |
schillig voor zich heen. 't Was duidelijk, dat ook hij dezelfde ‘ontdekking’ gedaan had! ‘Pardon, commissaris,’ waagde ik 't te vragen, ‘wanneer had de huiszoeking plaats?’ De aangesprokene keek me verwonderd aan, - gaf dan genadiglijk antwoord: ‘Gistermiddag. Maar het doet toch weinig ter zake?’ ‘Natuurlijk!’ haastte ik me te verzekeren. ‘Deze vondst, mijne heren,’ vervolgde de commissaris, ‘maakt de keten van bewijzen tegen signor Tarani nog veel hechter. Het zal mij daarom, signor Corelli, moeilijk vallen aan Uw verzoek, betreffende een invrijheidstelling, te voldoen. Dat zult U toch zelf wel inzien.’ ‘Zeker, dat begrijp ik. En om U de waarheid te zeggen, weet ik niet, of ik er nog verder op moet aandringen, nu..’ ‘Maar oompje,’ mengde Baranzo zich haastig in 't gesprek. ‘U hebt toch al eens beloofd, om dien armen kerel... neen, val me niet in de rede... om dien armen kerel, zeg ik, tenminste enige weken van arrest te besparen. 't Is niet mooi van U, om zich nu terug te trekken. U mag niet vergeten, dat hij de verloofde van Elvira geweest is...’ ‘... gewéést is!’ herhaalde Corelli droogjes, ‘en nu is hij een misdadiger. Maar goed, ik wil m'n belofte houden. Dus, mijnheer de commissaris, ik verzoek U nog eens al het mogelijke te doen.’ De commissaris knikte toestemmend. ‘Als U dat met zoveel nadruk vraagt, dan zal ik m'n best doen. In elk geval moet dit nog enkele dagen duren.’ ‘Als U het maar zo gauw mogelijk doet,’ drong Baranzo nog aan. ‘Iedere dag is voor hem een onnodige marteling!’ Signor Corelli keek 'm een beetje spottend aan. ‘Je bent wel erg sentimenteel geworden de laatste tijd, Giovanni.’ ‘Altijd geweest oom,’ verklaarde Baranzo lachend. ‘Als ik slechts gelegenheid er toe krijg, doe ik al het | |
[pagina 73]
| |
mogelijke om een goede daad te volbrengen!’- De commissaris vertrok en het gezelschap ging weer uiteen. Donald en ik trokken ons even in m'n kamer terug. Nauwelijks was de deur achter ons gesloten, of ik viel uit: ‘Zag je die dasspeld?!’ ‘Ja, - en ik was werkelijk verbaasd, hoewel ik toch zoiets verwacht had. In elk geval: een beter bewijs van zijn bestaan had de m.a.d.s. ons niet kunnen geven!’ ‘Inderdaad, - en ook het bewijs, dat signor Sibilio op de een of andere manier met de diefstal te doen heeft!’ ‘Dat was voor mij geen ontdekking meer! Enne... hoe vind jij die menslievendheid van onze jonge excellentie?’ ‘Zéér verdacht! Ik kan echter met geen mogelijkheid ontdekken, hoe hij tot deze plotselinge liefde voor Tarani komt. Voor hem is het toch veiliger, als Tarani achter slot en grendel zit?’ ‘Dat hangt er van af, mijn beste jongen. Als je bedenkt wat Tarani bij z'n arrestatie gezegd heeft...’ ‘... Je bedoelt, wat hij over de m.a.d.s. gezegd heeft?’ ‘Juist, dat bedoel ik. Dat bedenkende, kon 't hem wel veiliger voorkomen, als Tarani uit de buurt der politie gebracht wordt, waar hij ieder ogenblik de aandacht op Zijne Excellentie vestigen kan. Natuurlijk zou dat niet zeer gevaarlijk kunnen worden, maar Baranzo denkt waarschijnlijk terecht, dat het beter is niets te riskeren.’ ‘Dus je denkt werkelijk, dat dit de reden is? - Dan zou ik toch graag met Tarani er over spreken!’ ‘Juist, mijn jongen, dat is het volgende punt van ons werkprogramma. Morgen ochtend zullen we den armen arrestant een bezoek in zijn cel brengen. En ik geloof je te mogen verzekeren, dat dit onderhoud ons een nieuw bewijs tegen den m.a.d.s. zal brengen!’ |
|