De man achter de schermen
(1938)– Relham– Auteursrecht onbekend
[pagina 29]
| |
Hoofdstuk III.
| |
[pagina 30]
| |
‘En terecht! Wat hij voor één “feestje” uitgeeft, zou voor tien grote gezinnen genoeg zijn, om er een hele maand van te leven!’ ‘Pfff!’ floot hij goedkeurend, ‘dat belooft wat voor vanavond!’- Ik had in de korte tijd van mijn verblijf bij signor Corelli al twee ‘feestjes’ - hij noemde ze met nadruk ‘feestjes’! - meegemaakt en was met de anderen vol bewondering geweest voor het gebodene. Doch vanavond overtrof hij zichzelf: 't was ook de verjaardag van z'n dochter! De grote feestzaal op de benedenverdieping - die een vierde van de gehele huisoppervlakte in beslag nam - was prachtig versierd met bloemen; stuk voor stuk schitterende exemplaren, zacht en niet tè nadrukkelijk geurend. In een der hoeken was een klein podium opgericht, waarop slechts een piano stond; rechts en links ervan waren twee grote jazz-bands; beide bekende orkesten en men kon gemakkelijk uitrekenen wat dit grapje hem gekost zal hebben. In het midden stond over de volle lengte van de zaal één reusachtige tafel; gedekt met het fijnste porcelein, Venetiaans glaswerk, en kunstig bewerkt zilver. Bij iedere plaats stond - in metalen houder met ijs - een fles champagne. Vele gasten waren reeds verschenen en er klonk opgewekt stemmengeroezemoes, waarboven men af en toe het luide aankondigen van een nieuwen bezoeker hoorde. Er waren veel illustre gasten bij, excellenties en hoge militairen; op menige borst schitterden medailles. Ik stelde Donald voor aan Corelli's dochter en aan signor Tarani. Signorina Elvira was een klein, pittig persoontje: met gitzwart haar dat een bekoorlijk gezichtje omlijstte. Zij maakte echter in het geheel geen liefelijk-zoete indruk; daarvoor zorgde een energieke trek om haar mond; een stem, die verre van grof, maar toch krachtig was; een gebaar, dat gracieus aandeed en tegelijkertijd ook getuigde van een sterke persoonlijkheid. Kortom: ze was een echte Corelli. | |
[pagina 31]
| |
Signor Tarani, dien ik pas vier of vijf keer ontmoet had, bekeek ik vandaag met bijzondere belangstelling. Hij was een middelgrote man, - paste dus uitstekend bij z'n verloofde, - uiterst elegant gekleed. Zijn gezicht was jeugdig en getuigde van een oer-sterke, koppige natuur, die hardnekkig aan het eens gestelde doel vasthield. Hij had mijn volle sympathie verworven door de waardige en besliste wijze, waarop hij de stille - en soms gemene - strijd van de familie Corelli beantwoordde. Mijn strakke blikken vestigden zich op zijn manchetten en ik rustte niet, voor ik de kleur van zijn knoopjes ontdekt had. Bij een toevallig afglijden van zijn mouw kreeg ik ze te zien: hel rood, met een witte ster in 't midden! Toen hij met z'n rechterhand naar een glaasje likeur reikte, kwam zijn héle manchet te voorschijn en met een schok ontwaardde ik, dat de helft van de knoop ontbrak!! - Donald, die mijn strakke blik gevolgd was, knikte alsof hij het al lang wist - (van de foto?!) Dan wendde hij zich tot Tarani en - op een jongen man wijzend, die te midden van een groep meisjes stond - debiteerde hij een nieuwe stelling: ‘Het hart van een vrouw is als een letterslot!’ ‘U bedoelt,’ ging Tarani er lachend op in, - ‘wie slechts het “geheim” kent, heeft gemakkelijk werk?’ ‘Ja, - maar hij moet een zeer algemene ontwikkeling hebben, want er zijn net zoveel soorten harten, als lettersloten. En als je dan nog met een hart volgens het systeem “Carira” te doen krijgt, kun je je pleizier wel op!’ ‘Carira’? Hoe komt U aan deze naam? Bent U misschien vakman?’ ‘Dat niet, maar ik heb een bijzondere studie van lettersloten gemaakt. Vanaf...’ Hij nam Tarani onder de arm en wandelde met hem de tuin in. Het gesprek deed Tarani groot genoegen en hij stak - zoals ik later hoorde - zijn bewondering over Donalds deskundigheid niet onder stoelen of banken. Intussen had de jonge man, die zo veel afwist van de hart-techniek, zich losgemaakt van zijn gezelschap en was | |
[pagina 32]
| |
op mij toegetreden. Elvira stelde me aan hem voor, doch ik had reeds een keer het genoegen gehad: zijne excellentie Giovanni Baranzo, een neef van den gastheer. In die paar dagen, dat ik ten huize van Corelli logeerde, was het me reeds duidelijk genoeg opgevallen, dat Baranzo bijzonder stormachtige pogingen deed, om het hart van zijn nicht te veroveren. Zijn kunstmiddelen faalden hier volkomen; ze stootten telkens af op de ijzige trots van de signorina. Een gevoelig man zou begrepen hebben, dat zijn aandringen in deze situatie, op z'n zachtst gezegd - verre van tactvol was; hij ging echter onbeschaamd voort, haar zijn attenties te bewijzen. Dit alles was al meer dan genoeg voor mij, om zijn persoon onsympathiek te vinden en ik had na de eerste kennismaking zijn gezelschap gemeden. - Nu was het me echter niet mogelijk te ontvluchten en zo moest ik me in de toestand schikken en op z'n deels naïve, deels vervelende vragen antwoord geven. Gelukkig kwam er redding opdagen en wel in de persoon van een kleinen, dikken, gemoedelijken heer, met een witte maan op z'n achterhoofd. Baranzo stelde voor: ‘Signor Sibilio, compagnon van m'n oom bij één zijner bedrijven.’ - Hij bleek een beminnelijke man en een aangenaam causeur. Er ontwikkelde zich een vlot gesprek, dat echter heel vaak onderbroken werd, om mij aan verscheidene personen voor te stellen, wel een dertig in 't totaal. Ik zal den lezer hun namen besparen, - om eerlijk te zijn: ik kan ze me niet eens meer herinneren - en slechts zijn aandacht vragen voor de personen, die wij als ‘verdachten’ beschouwden: vrienden of familieleden van signor Corelli. Daar was in de eerste plaats: de douairière Baranzo, een geboren aristocrate, met fijn en voornaam gezicht. Dan: de gebroeders Vismara, neven van den gastheer, twee onbenullige jongelui, met glanzende en geplakte coiffures, enthousiast pratend over de laatste overwinning van den tenniskampioen Perry - (‘Als diè de diefstal begaan hebben’, moest ik onwillekeurig denken, ‘dan zijn in Italië ook zuigelingen gevaarlijk!’); - dan was er signorina | |
[pagina 33]
| |
Marina del Ombro, vriendin van Elvira, die zij betitelde met ‘liefste’ of ‘m'n beste vriendin,’ - wat echter niet verhinderde, dat zij met stekelige ogen het toilet van Elvira bestudeerde. - De rij der verdachten werd gesloten door Commandatore Silvio Manzoni, - door Corelli zèlf aan mij voorgesteld - een heer van gevorderde leeftijd met een steile, grijze kuif en een indrukwekkende rij lintjes op z'n revers. Het was niet mogelijk meer dan een flits van de bedoelde personen te krijgen, omdat de stroom voortdurend aan me voorbijtrok - en tussen de bedrijven door voerde Sibilio zijn luchtige conversatie. Het speet me werkelijk, toen de gong het teken tot plaatsnemen gaf - al was ik meer dan blij, toen ik ontdekte dat de ‘jeugdige excellentie’ - Baranzo - een heel stuk van me afzat. De gastheer had de vriendelijkheid, juffrouw Elvira een plaats te geven tussen Donald en mij, - aan mijn andere zijde zat een jongedame, die meer aandacht voor de prestaties van den eminenten kok had, dan voor mijn bescheiden persoon, zodat ik gelegenheid had eens uit te blazen en balans op te maken: één positief spoor, het ontbreken van Tarani's manchetknoop, - overigens hadden we bot gevangen. Want het scheen me onzinnig één van de bovenbeschreven personen voor den dief te houden. Tja, ik had toen nog zo weinig ervaring... Een orkest zette een speelse melodie in en de bedienden kwamen met de serveerwagens binnen. Weldra dampten voor ons borden met een groenkleurige vloeistof, waarin lange slierten macaroni zwommen en die ik met ware heldenmoed naar binnen lepelde. Andere heerlijkheden volgden elkaar in snel tempo op en om half negen kwam eindelijk de café nero, die het meer dan rijkelijke souper besloot. Er werden nog fruitpyramiden aangedragen, en terwijl het gezelschap de sappige exemplaren naar binnen probeerde te werken, kwamen er op het podium twee dames en een heer, in wie men tot z'n verbazing en zeer aangename verrassing bekende sterren aan het Italiaanse opera-firmament herkende. Ik berekende - men ziet: | |
[pagina 34]
| |
wiskundige naturen verlochenen zich zelfs niet bij het nuttigen van deze heerlijkheden - ik berekendeGa naar voetnoot*) in stilte, wat dàt ‘grapje’ onzen gastheer weer gekost had. En dacht met eerbied aan het kolossale inkomen van signor Corelli, dat zulke ‘extra uitgaven’ zonder bezwaar veroorloofde. Bij mij zou het niet zo gemakkelijk gaan... De parelende champagne en de ruisende muziek deden me zelfs mijn detective-plicht vergeten. Doch toen men nà het concert opbrak en ik de blik van Donald ontmoette, stak het schuldbesef zijn kop op en ik nam me voor mijn beste krachten aan de zaak te wijden. En dat zou nodig zijn - want de detective had zijn plicht nièt vergeten! ‘Johny, Johny,’ zei Donald met 'n verwijt in z'n stem, ‘uit jou zal nooit een dr. Watson groeien, om van een Sherlock Holmes maar niet te spreken!’ ‘Ik beken schuld, meester, - maar de champagne en de muziek hebben me overwonnen. Ik ben gezwicht voor de overmacht dezer heerlijkheden. En jìj, heb jij geen minuut je plicht vergeten?’ ‘Neen,’ antwoordde hij met een beetje trots. En terwijl we de tuin in wandelden deed hij me verslag van zijn bevindingen. Ten eerste had hij van Tarani weten los te krijgen, dat hem het geheim van het letterslot van mevrouw Corelli's kluis bekend was. Ten tweede had hij de familieleden en vrienden van het huis Corelli onder de loupe genomen en ook informaties over ze ingewonnen bij de praatgrage signorina, waaruit bleek dat ze stuk voor stuk welvarend waren. En hoewel dat natuurlijk geen bewijs was van hun onschuld, had hij het onderzoek in deze richting voorlopig opgeschort, vooral ook, omdat op het ogenblik iets véél belangrijkers zijn aandacht eiste. ‘En wel?’ vroeg ik nieuwsgierig. ‘En wel: onze hoofd-verdachte, signor Tarani. Wat de manchetknoop betreft, je hebt al dezelfde ontdekking gedaan als ik. Om je de waarheid te zeggen: ik wist het | |
[pagina 35]
| |
sinds vanmiddag. En ik verwachtte nog meer, het een of andere, dat het onomstotelijk bewijs van zijn schuld zou geven. En dat bewijs is vroeger gekomen, dan ik dacht!’ ‘Dus je hebt het?!!’ ‘Ja, Johny, ik heb het in mijn bezit. Hóé het in mijn bezit kwam, vertel ik alleen aan jou, want ik weet, dat je nooit slecht over me zult denken: ik heb voor zakkenroller gespeeld!’ ‘Foei, Donald!’ ‘Ja, ik schaam me diep. Ik stak mijn hand dus in signor Tarani's zak en - haalde dit te voorschijn.’ - ‘Dit’ waren twee sleutels; de éne groot en vol merkwaardige bobbels en inkervingen; de andere klein en smal; een gewoon ‘Lips’-sleuteltje. ‘Zonder al te veel fantasie,’ vervolgde Donald, ‘kom je natuurlijk op de gedachte, dat dit de sleutels van de brandkast zijn!’ ‘De sleutels van de brandkast!!’ ‘Ja, dat geloof ik met beslistheid. Maar nu zullen we ons direct gaan overtuigen, of ik het bij 't rechte eind heb. Signor Corelli heeft mij - zoals je weet - toestemming gegeven, zijn werkkamer op elk uur van de dag of de nacht binnen te treden. Van deze toestemming gaan we nu gebruik maken. Allons, de plicht roept en we zullen deze geurende tuin moeten verlaten.’ Ik twijfelde er niet aan, of dit waren de sleutels van de brandkast. Dat betekende dus, dat het onomstotelijke bewijs voor Tarani's schuld geleverd was. Nu pas realiseerde ik me, hoe onzinnig de bewering van Donald klonk, dat juist dàt hem van de betrouwbaarheid van zijn ànder spoor overtuigde! Daar klopte iets niet!! - Voorlopig had ik echter geen tijd er over na te denken, want de detective voerde me met zich mee. Toen we langs den jongen-aan-het-tafeltje kwamen, zei Donald: ‘Informeer eens, of hij zich herinneren kan wie er in de avond en de nacht vóór de diefstal de trap is opgegaan. Laat-ie zich de moeite nemen goed na te denken.’ | |
[pagina 36]
| |
‘Is dat niet overbodig, nu we dat nieuwe bewijs tegen Tarani hebben?’ ‘Misschien wel,’ meende Donald luchtigjes. ‘Doch doe het toch maar.’ Ik schudde het hoofd over zoveel ‘detectiverigheid’ en voldeed aan zijn verzoek. Het resultaat was nihil, - maar toch verrassend. Op de bewuste avond was niemand de trappen opgegaan!! Dat wist hij volkomen zeker, omdat de politie het dadelijk na het ontdekken van de diefstal óók gevraagd had. En tòèn had hij zeker nog niets kunnen vergeten, zodat we volkomen op z'n uitspraak konden vertrouwen. ‘Dat maakt het leveren van een bewijs tegen Tarani veel gemakkelijker,’ constateerde Donald met genoegen, ‘en hoeven we alleen te letten op de ochtend van de dag van de diefstal. En de collega van onzen jongen vriend (die gelukkig een beetje Duits sprak!) heeft verklaard, dat toen alleen signor Corelli en... signor Tarani de trappen hebben beklommen.’ ‘Het ziet er naar uit, dat we alle anderen kunnen uitschakelen,’ meende ik. ‘Het ziet er naar uit - ja, maar een detective kan toch nooit voorzichtig genoeg zijn! Ik zal morgen nog nauwkeurige informaties laten inwinnen.’ ‘Dat lijkt me 101% zekerheid willen hebben!’ ‘Een detective moet er 200% hebben, - zou ik willen zeggen, als het wiskundig niet zo'n onzin was. In elk geval krijgt deze proef-op-de-som door deze verklaring nog meer betekenis.’ We liepen zwijgend de gang door, die slechts door een flauw schijnsel van een trap-lamp belicht werd, en ik stond net op het punt, de deur van de werkkamer te openen, toen Donald mijn hand van de knop verwijderde en de vinger op z'n lippen legde. Ik keek hem verbaasd aan: hij wees ten antwoord op het sleutelgat. Ik zag - niets! Donald gebaarde van ‘wacht even’ en ik wachtte in spanning. Toen zag ik het: een lichtflits viel, één seconde lang, door het sleutelgat! Daar in de kamer liep iemand met een zaklantaarn rond! Hij had het licht niet willen | |
[pagina 37]
| |
aanknippen; hij wou dus niet gezien worden! - We stonden een tiental seconden roerloos op onze plaats. In de kamer werd rustig doorgewerkt. De detective boog zich voorover en bracht z'n oog voor het sleutelgat. Dan floot hij verbaasd; blijkbaar had hij iets gezien, wat hem zeer verwonderde. Ik trok hem ongeduldig aan z'n jas; hij weerde even af met z'n hand en pas na twee lange, lange minuten stond hij me zijn plaats af. Ik bracht met zo'n vaart mijn oog voor de opening, dat 'k mijn voorhoofd gevoelig tegen de knop stootte en nauwelijks een kreet van pijn kon inhouden. Maar het gespannen wachten en de lichtrose plek, die mijn voorhoofd nu zou sieren, wogen zeker op tegen de verrassing! Eerst zag ik slechts een zwarte gestalte, die in de hoek bezig was met een moeilijk te definiëren werk. Toen mijn oog zich echter aan de schemer-duisternis wende, bemerkte ik, dat de gestalte iets zeer verdachts deed. Ze, - want het was een vrouw - wreef de brandkast met een doek schoon, natuurlijk om mogelijke vingerafdrukken te verwijderen! En toen kwam de allergrootste verrassing: de lamp viel om, de geheimzinnige bezoekster tastte er naar met de hand en daarbij viel, even slechts, het licht op haar gelaat. Ik schrok!! Want ik had signorina Elvira herkend, de dochter van Corelli! Wat deed ze daar op dit ogenblik? Waarom was ze bang het licht aan te knippen? Waarom veegde ze de vingerafdrukken weg? Drie brandende vragen en toch geen mogelijkheid, om er met Donald over te spreken, - dat was wel een beetje veel verlangd van mijn lijdzaamheid. Ik onderging deze marteling echter met ware mannenmoed. Ongeveer vijf minuten vergingen - ik overdrijf werkelijk niet, als ik zeg dat ze me uren toeschenen - dan maakte signorina Elvira aanstalten om te vertrekken en wij trokken ons in een tegen-over liggende kamer terug. We hoorden gestommel, de deur werd geruisloos geopend - pas geolied, zoals men weet - en dan zagen we - voorzichtig om | |
[pagina 38]
| |
de deurlijst kijkend, een kleine gestalte vlug wegloopen. - We wachtten even, totdat alles stil was, dan kwamen we uit onze schuilhoek te voorschijn en liepen op de werkkamer toe. Donald haalde een klein batterijlampje uit z'n vestzak en lichtte ons voor. Dat zwakke schijnsel kon de duisternis van de grote kamer niet doorboren; midden door de zwarte duisternis viel een smalle streep licht. Daarmee zocht Donald de kamer af en liet het dan rusten op de brandkast. ‘Vóór we verder gaan, Donald,’ begon ik dringend, toen ik zag dat hij niet van plan was iets te zeggen over het mysterie van zo even, ‘hoe denk je over het gedrag van Elvira??’ De detective lachte, op z'n eigenaardig geruisloze manier: ‘'t Schijnt dat je nog al opgewonden bent, Johny.’ ‘Geen wonder toch, wel! Als je zo iets onbegrijpelijks ziet? Wat deed de dochter van Corelli hier? Heeft zij iets met de diefstal te maken? Haar gedrag is in elk geval zéér merkwaardig!’ ‘Dat kan ik niet vinden,’ verkondigde Donald kalmpjes, ‘het gevalletje is dood-eenvoudig!’ ‘Wat jij dan eenvoudig gelieft te noemen!’ ‘Neen, werkelijk eenvoudig! Stel je voor, wat een verliefde jongedame doen zal, als zij verneemt dat haar verloofde in gevaar is!’ ‘Maar hoe zou ze dat te weten zijn gekomen?’ ‘Van haar vader natuurlijk! Die zal niet verzuimd hebben haar te vertellen, dat schoonzoon-lief drie keer gelegenheid gehad heeft, de diefstal te plegen en Elvira zal - in een plotselinge impulsieve opwelling waarschijnlijk, zonder aan zijn schuld te geloven - van de eerste gunstige gelegenheid gebruik gemaakt hebben, om mogelijke sporen uit te wissen. Ze zal wel niet heel goed op de hoogte zijn van de politie-methoden, anders zou ze wel geweten hebben, dat de dactyloscopische dienst al lang foto's genomen heeft. Dat is, meen ik, de oplossing van het hele raadsel!’ | |
[pagina 39]
| |
‘Hm,’ zei ik met een spijtig gezicht, ‘dat zal ik maar op jouw gezag aannemen, maar tevreden ben ik niet.’ ‘Dàt kan ik me voorstellen,’ lachte hij, ‘jij zou liever een meer mysterieuze verklaring willen hebben. Daar moet een detective zich vooral voor hoeden, om raadsels te zien waar ze niet zijn! En er blijft nog genoeg over, dat nog vol mysteries is! Zó-veel, dat ik niet weet, hoe ik ooit de oplossing zal kunnen vinden.’ ‘Maar als het nu blijkt, dat de sleutels passen?’ ‘Dan is dàt deel van de zaak in orde - doch vergeet niet, dat het geval-Tarani slechts een klein en vrij onbelangrijk deel is van een groot vragen-complex, van een mysterie, dat ik wel aanvoel, maar in de verste verte niet kan begrijpen!’ Ik schudde m'n hoofd. ‘Ik dacht dat je nog al matig was, - van avond schijn je echter veel champagne gedronken te hebben!’ Donald lachte weer, op z'n geluidloze manier: ‘Ik kan me voorstellen dat het je nogal ongerijmd en fantastisch voorkomt. Maar toch is het zo en je zou het gemakkelijk kunnen zien, als je maar verder keek, dan je neus lang is. En... een ietwat làngere neus had!’ ‘Dank je voor het compliment,’ nijdigde ik. ‘En overigens zal ik maar niets vragen, anders komt je theorie van de fotografische plaat op de proppen!’ ‘Geraden!’ antwoordde Donald kort, want hij was al bezig met de brandkast. De grote sleutel werd zonder veel moeite in het slot geplaatst en ook het ‘Lips’-sleuteltje paste uitstekend. Even later draaide de deur van de brandkast open... Toen viel mij iets in en ik gaf me een ketsende slag tegen het voorhoofd: ‘Stommelingen zijn we, Donald! 't Is toch wel zeer merkwaardig, dat Tarani de sleutels bij zich droeg! Dat is toch volkomen on-logisch!!’ ‘Neen, Johny,’ antwoordde Donald en in zijn stem klonk een voor mij onbegrijpelijke spot: ‘Dat is integendeel zéér logisch! Denk je maar eens even in z'n gedachtengang in: hij voelt zich altijd bedreigd, moet rekening | |
[pagina 40]
| |
houden met de mogelijkheid, dat iemand z'n kamer binnenkomt of dat het kamermeisje toevallig, bij 't opruimen, de sleutels ontdekt. Wat is dus voor hem veiliger, dan de sleutels maar bij zich te steken!’ ‘Je hebt gelijk,’ zeide ik. Terwijl Donald - zeer onbescheiden - zijn blikken liet glijden over de inhoud van de brandkast, probeerde ik de sleutels nog eens. Alles ging als ‘gesmeerd’, het kostte in het geheel geen moeite het slot open of dicht te draaien. Twijfel was niet meer mogelijk. Dit waren de sleutels van de brandkast. Dus was het onomstotelijke bewijs voor Tarani's schuld geleverd! Donald sloot na enkele minuten de brandkast en wij verwijderden ons, de deur van de kamer zachtjes dichttrekkend. Toen wij enige stappen gedaan hadden, hield Donald me staande en legde zijn arm op mijn schouder. ‘Johny,’ zei hij ernstig, ‘herinner je je nog, wat ik zo even zei?’ ‘Ja, dat het geval-Tarani een deel was van een mysterie, dat je wel aanvoelde, maar niet begreep.’ ‘Welnu, Johny, ik kan je verklaren, dat ik nù begin te begrijpen! Het schijntje van een spoor is gegroeid tot een heel behoorlijke aanwijzing.’ ‘Maar hoe dan toch? Ik heb niets bijzonders kunnen ontdekken.’ ‘Jij bent ook niet nieuwsgierig genoeg, Johny!’ ‘Hoe nu? En soms beweer je, dat ik de nieuwsgierigste mens op aarde ben!’ ‘Dat is zo, - maar dat komt, omdat je nieuwsgierig bent, wanneer je eigenlijk niet nieuwsgierig had moeten zijn. En als er alle reden is, om die ondeugd wèl te tonen, - ben je opeens bescheiden geworden!’ ‘Joost mag weten, wat je weer bedoelt. - En wat nu?’ ‘Wij gaan onze onaangename en moeilijke plicht vervullen.’ ‘En die is...?’ ‘Signor Corelli meedelen, dat het bewijs voor Tarani's schuld geleverd is.’ | |
[pagina 41]
| |
‘Heb je niet al te veel haast?’ ‘Neen, beste jongen, hoe eerder, hoe beter.’ ‘Ik vind dat feest een nogal slechte entourage voor zo'n ernstig gesprek - want ernstig zal het zijn. als je bedenkt wat Corelli gezegd heeft: ‘Het recht moet zijn beloop hebben!’ ‘Ja,’ verzekerde Donald grimmig, ‘en het recht zàl zijn beloop hebben, al moest ik maanden achtereen op 't spoor zitten!’ ‘Je dwaalt weer af, Donald, ik sprak over Tarani. Ik ben er werkelijk bang voor, dat Corelli de politie in kennis zal stellen van onze bewijzen en dan gaat Elvira's verloofde achter slot en grendel.’ ‘Dat spijt me zeer, het zal voor beiden een vreselijke slag zijn. Intussen het is noodzakelijk en daarmee afgelopen. - ...Neen,’ zei hij, toen ik mij naar de feestzaal begeven wou, ‘laten we even de tuin in lopen. Een beetje afkoeling na deze sensaties zal ons geen kwaad doen!’ De paden van de tuin - men kon 'm gerust een klein park noemen! - waren flauw verlicht door de electrische lampions, met grote onderlinge afstanden aangebracht. Een koel windje streek door het gebladerte, dat zachtjes ritselde. We liepen zwijgend voort, één, twee, drie minuten. Toen trokken fluisterende stemmen onze aandacht. Donald siste zachtjes en trok me mee naar de groep oude eiken, waaronder de bank zich moest bevinden. Vóór we nog in het zilveren maanschijnsel hun gezichten konden zien, herkenden we al de stemmen: het waren signorina Elvira en Tarani! We hoorden het volgende stukje dialoog: Hij: ‘Liefste!!’ Zij: ‘Aller-aller-liefste!’ ‘Je bent het mooiste en beste in de wereld!’ ‘Jij bent de grootste schat, die ik heb!’ ‘O! ...’ ‘O!!! ...’ Toen... een bekend, zacht klakkend geluid: twee paar lippen hadden elkaar gevonden... | |
[pagina 42]
| |
Wij verwijderden ons ijlings, - onze onbescheidenheid was al tè groot geweest! ‘Jammer,’ begon ik weer, door die naïef-liefelijke scène toch ontroerd. (Ik stelde het een beetje beschaamd vast!) - ‘Laten we er alsjeblieft niet nog eens over beginnen,’ viel Donald me geprikkeld in de rede. ‘Ik vind het ook verre van pleizierig, - maar het móét, - dat zul je later pas begrijpen!’ Er heerste enige seconden een onaangename stilte. Toen kwamen uit de verte de stemmen van signor Corelli en excellentie Baranzo. Resoluut stevende de detective op ze af. Onze gastheer stelde voor: ‘Mr. Donald Grabley, - Giovanni Baranzo, een neef van mij.’ Twee correcte buigingen, twee beleefdheidsfrases. Dan de ernstige stem van Donald: ‘Excuseert U, mr. Corelli, dat wij U op dit ogenblik storen, het gaat echter over een zaak van het grootste gewicht - een zeer delicate zaak,’ voegde hij er met een duidelijke blik naar Baranzo bij. Onze gastheer begreep het: ‘In tegenwoordigheid van mijn neef kunt U gerust over alles praten.’ De detective vertelde in enkele rake woorden, wat er voorgevallen was - daarbij de episode-Elvira echter niet noemend - en het gezicht van zijn opdrachtgever, signor Corelli, werd al ernstiger en ernstiger. Toen hij geëindigd was, kwam ten overvloede nog de vraag: ‘Dus U hebt de deur van de brandkast met deze sleutels totaal geopend?’ ‘Ja, ik heb het slot duidelijk horen klikken en bovendien de deur nog op een kier opengemaakt.’ Over zijn onbescheiden blikken naar de inhoud van de brandkast zweeg hij maar wijselijk! ‘Dus, mr. Grably, als ik U goed begrijp is het onomstotelijke bewijs voor Tarani's schuld geleverd?’ ‘Ja,’ antwoordde Donald ernstig en met nadruk, ‘twijfel is in dit geval niet meer mogelijk.’ Het kan zijn, dat ik me vergiste, maar ik meende toch, | |
[pagina 43]
| |
één onderdeeltje van een seconde slechts, op het gezicht van de ‘jonge excellentie’ een valse, triomfantelijke glimlach te zien. Nog eens: het licht was niet al te best en àls ik me niet vergiste, dan had Baranzo in elk geval gauw zijn gezicht weer in bedwang: het was ernstig, bijna zo ernstig als van zijn oom. ‘Ik had het wel gedacht,’ zei deze zacht, ‘ik had het wel gedacht. Tot het laatste ogenblik hoopte ik nog, dat ik me zou vergissen, en nu... hm...’ - dan weer met z'n energieke, zakelijke stem: ‘Ik zal morgenvroeg de politie opbellen. Wat doet U met de sleutels, mr. Grabley?’ ‘Die leg ik weer in z'n smoking-jasje terug, opdat hij geen argwaan zal krijgen.’ ‘Goed, in orde. Mijne heren, ik verwacht U morgenochtend in mijn werkkamer, waar de arrestatie van den heer Tarani zal plaats vinden.’ Het lot van Tarani was bezegeld! Het geval-Tarani was tot een oplossing gebracht. En daarmee begon de zaak ernstiger te worden. |
|