Van vier vroolijke klantjes in het zouteland(1928)–Elisabeth Reitsma– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Dat liep goed af! 1 Dat was opeens een reuzenschrik, Vanmorgen bij het zwemmen! Piefs gummibal werd weggespoeld Door golven niet te temmen. 2 Tjit zwom haar moedig achterna, Maar kon haar niet bereiken; De bal dreef weg, geen redding meer, Wij konden er naar kijken. 3 Maar hoort eens aan wat Vader deed, heel moedig, onverschrokken: Pijlsnel heeft hij een kanoboot De golven ingetrokken. 4 Over de hoogste rollers heen; De boot vloog als een pluimpje, En groote Vader leek op zee Een stipje, net klein Duimpje. 5 Hij ging tot bij den horizon, Achter de roode boeien, Maar eindlijk, met de bal aan boord, Kwam Pap naar land toeroeien. 6 Hij bracht zoowaar nog visschen mee: Zes versche, dikke tongen. ‘Hoera voor Vader, bal en visch,’ Heeft 't viertal toen gezongen. [pagina 21] [p. 21] Vorige Volgende