Van vier vroolijke klantjes in het zouteland(1928)–Elisabeth Reitsma– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] [pagina 11] [p. 11] Het splintervoetje 1 Lijsje had een splintervoetje; Och, dat arme Lijsje! Hu! daar stak een dikke doorn, In de zool van 't meisje. 2 's Morgens vroeg, op bloote pootjes, Liep ze in de duinen, Wou verbrande beentjes krijgen, Van die donkerbruine. 3 Lijsje was wat onvoorzichtig, Trapte in de bramen, Gaf een gil en viel voorover, Waterlanders kwamen. 4 Moeder keek en zei: ‘een splinter, Zit diep in je voetje, Wees maar stil, ik haal een naaldje, Huil maar niet hoor toetje.’ 5 Toen begon het bange kindje Als een riet te beven: ‘Zeker doet het pijn, o jeetje, Moesje wacht nog even!’ 6 Met twee prikken kwam de doorn, Moes kreeg duizend zoentjes; ‘'k Loop nooit weer op bloote voetjes, Voortaan draag ik schoentjes.’ Vorige Volgende