Het laatste aardige prentenboek(1863)–W.P. Razoux– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Dat komt nu van de wijsneuzigheid. Een muisje, wit als melk, was van het muizental De eenige in haar soort - het was een raar geval - Wie hoorde 't immer meer? Haar velletje, gelijk een donzig schapenvacht, Was glad, als zij zoo zacht, Haar lijfje fijn en teêr. Eens sprak nu de oude muis, met alle regt bevreesd Voor 't welzijn van haar kind: ‘gij kent nog niet het beest, De kat, dat nijdig kwaad; Dat booze wezen loert op ons den ganschen nacht; Uw vel is wit, mijn kind, geef acht, Ga niet alleen op straat. En wacht u evenzeer voor den gehaten uil. Ach, de onvoorzigtigheid graaft u gewis een' kuil, Waar 'k u niet redden kan.’ - Maar 't muisje waant zich wijs genoeg en sterk daarbij. En zegt: ‘heb maar geen zorg voor mij; Ik weet er alles van.’ [pagina 13] [p. 13] Nu ging des nachts de kleine guit Alleenig op een smullen uit; 't Ging over heg en steg. Doch toen zij weder huiswaarts ging, Daar kwam een groote uil, die ving Het wilde muisje weg. ‘Help!’ riep het, ‘help, ik word vermoord! Had ik naar moeders raad gehoord, Dan ging ik nu niet dood!’ - Maar wat het dwaze kind ook deed: 't Was alles mis. De nachtuil eet Het voor zijn avondbrood. Vorige Volgende