VIII
Het projekt liep een aardig stuk door naar achteren. Hoe verder Henry liep, hoe schaarser de bebouwing werd. Met z'n hengel over z'n schouder liep hij langs de pas gebouwde huizen. Hier en daar zag hij mensen bezig. Het laatste gedeelte van het projekt bestond alleen maar uit blote kavels. Een frisse bries woei over de vlakte, hij voelde zich opleven. Flitsen van de afgelopen nacht kwamen naar boven en hij verwonderde zich dat die beelden niet zo onsamenhangend en door elkaar waren als droombeelden gewoonlijk zijn. Het geheel vormde een chronologisch verhaal, het leek net een TV-serie.
De grens van het projekt werd gevormd door een dwarsstraat, waarlangs een dam liep die begroeid was met lage bomen. Daarachter liep een kreek en aan de overkant daarvan was boesboesi, nog niet verkavelde plantage. Henry liep de dam op en bekeek staande tussen de bomen de kreek. Wat een zalige plek om een rustige fatoe te nemen.
Opeens voelde hij zich koud worden, de kreek was er nog, maar er voeren platte voertuigen op, volgeladen met lange dunne suikerrietstengels. Donkere mannen duwden de boten met lange stokken voort. Hij keek om, zover hij kon kijken zag hij groen wuiven in de wind. Ergens ver weg kapte een groep mensen zich een weg door de begroeiing. Achter hun stond een groep die het gekapte in bundels bond, waarna een andere groep de bundels op de schouders kreeg, naar de kreek torste en de lading in de platte vaartuigen dumpte. Hij zag iemand in het wit te paard komen aanrijden. De man in het wit kwam heel even duidelijk in beeld; een pokdalig gezicht, rood van de rum en de hitte. Een golf van haat en moordlust sloeg door z'n hele wezen, bloeddorst, wraak. De witte reed naar de zwarten, duidelijk was de gehaastheid te zien waarmee de donkere ruggen zich opeens kromden, kort afgebeten klanken kwamen hem toegolven, toen zag hij heftige armbewegingen vanaf het paard, een