om wat voorzichtig te zijn, in deze drukte stikte het van de zakkenrollers.
‘Joe boi, kijk waar je loopt’, zei een vrouw plotseling. Siegfried schrok, helemaal in gedachten verzonken was hij tegen een vrouw aangelopen. Ze stond midden op het smalle loopgedeelte dat overgebleven was, met een vriendin te praten. ‘Oh, sorry mevrouw’, mompelde Siegfried. Hé daar verkocht er iemand uien.
‘Omenie joe seer'a ajoeng?’, vroeg hij. De verkoper noemde de prijs, die natuurlijk bijna drie keer zo hoog was als de vastgestelde prijs.
‘Sang! Zo duur. Maar goed, geef me een pond’, zei Siegfried. Hij moest het wel nemen, want zijn moeder had de uien hard nodig. Terwijl de verkoper voor hem afwoog, keek Siegfried om zich heen. Wat een drukte. De vrouw van zonet stond nog steeds op de zelfde plaats te babbelen. Haar tas bengelde half open aan haar linkerhand. Plotseling zag Siegfried een slordig geklede jongen een greep in de tas doen. Maar de babbelende vrouw voelde het, draaide zich om, keek de jongen één moment verbaasd aan en begon toen hard te schreeuwen. De jongen zette het op een lopen met de portemonnee van de vrouw in zijn ene hand geklemd. Om sneller weg te kunnen komen rende hij met grote sprongen over de uitgestalde waren van de verkopers. Dit had tot gevolg dat hij links en rechts tomaten, groente, komkommers, kassave en bossen kouseband en amsoi vertrapte. De vrouw rende achter hem, maar kwam bijna niet vooruit. ‘Foer'man, foermang! Hou hem, die dief. Hij heeft me geld gestolen,’ schreeuwde zij.
De dief keek even om en rende toen door. Dat werd zijn